Voorbeelden toepassen Besluit m.e.r.

Hier vindt u twee voorbeelden voor het toepassen van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (onderdeel C en D):

  • Een eenvoudig voorbeeld met een plan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in kolom 3 en een vergunning in kolom 4: categorie C20.2 en D20.2, de oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen van papier of karton.
  • Een complex voorbeeld met een plan in het kader van de Wro in zowel kolom 3 als kolom 4: categorie C1.2 en D1.2, de aanleg van een stedelijke ringweg met vier rijbanen (waarbij er hier wordt uitgegaan dat deze in een bestemmingsplan of gemeentelijke structuurvisie wordt vastgelegd).

Op basis van deze twee voorbeelden zijn de vier mogelijke situaties toegelicht:

Bijlage behorende bij het besluit milieueffectrapportage

Onderdeel C. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is

Activiteiten

Gevallen

Plannen

Besluiten

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

C1.3

De aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 10 kilometer of meer.

Het plan, bedoeld in de artikelen 5 en 8 jo 9, tweede lid van de Planwet verkeer en vervoer, de structuurvisie bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

De vaststelling van het tracé op grond van de tracéwet door de Minister van Infrastructuur en Milieu, dan wel het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1 van die wet wanneer dat het tracé bepaalt.

C20.2

De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het vervaardigen van papier of karton.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een productiecapaciteit van meer dan 200 ton per dag.

De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet van toepassing zijn.

Onderdeel D. Activiteiten en plannen alsmede besluiten, ten aanzien waarvan moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

Activiteiten

Gevallen

Plannen

Besluiten

Kolom 1

Kolom 2

Kolom 3

Kolom 4

D1.2

De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.

Het plan, bedoeld in de artikelen 5 en 8 jo 9, tweede lid van de Planwet verkeer en vervoer, de structuurvisie bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

De vaststelling van het tracé op grond van de tracéwet door de Minister van Infrastructuur en Milieu, dan wel het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1 van die wet wanneer dat het tracé bepaalt.

D20.2

De oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor het vervaardigen van papier of karton.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een productiecapaciteit van 100 ton per dag of meer.

De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.3 en 5.1 van de Wet ruimtelijke ordening, en de plannen, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet.

De besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de wet van toepassing zijn.

Situatie A: Er is sprake van een m.e.r.-plichtig besluit

Voorbeeld 1: Inrichting bestemd voor het vervaardigen van papier of karton

  • Oprichting, wijziging of uitbreiding. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Productiecapaciteit van 200 ton per dag of meer. Voldoet aan kolom 2 onderdeel C & D. Onderdeel C is bepalend; hiervan staat immers vast dat sprake kan zijn van nadelige gevolgen voor het milieu.
  • Vastgelegd in een vergunning (besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn. Voldoet aan omschrijving in kolom 4 en niet aan omschrijving kolom 3.

Voorbeeld 2: Ringweg

  • Bouw van een rondweg van vier rijstroken. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Aaneengesloten tracé van 12 kilometer. Voldoet aan kolom 2 onderdeel C & D. Onderdeel C is bepalend; hiervan staat immers vast dat sprake kan zijn van nadelige gevolgen voor het milieu.
  • Optie 1: vastgelegd in een wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro). Voldoet aan omschrijving in kolom 4 en niet aan omschrijving kolom 3.
  • Optie 2: geheel of gedeeltelijk vastgelegd als eindbestemming in een nieuw bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro). Moet hiermee worden gezien als een besluit uit kolom 4 en niet als een plan uit kolom 3.
Voorbeeld 2

Kolom 1 activiteiten

Kolom 2 gevallen

Kolom 3 plannen

Kolom 4 besluiten

Onderdeel C: m.e.r.-plicht

C1.3

Ja

Ja

Nee

Ja

Onderdeel D: m.e.r.-beoordelingsplicht

D1.2

Ja

Ja

Nee

Ja

Situatie B: Er is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit

Voorbeeld 1: Inrichting bestemd voor het vervaardigen van papier of karton

  • Oprichting, wijziging of uitbreiding. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Productiecapaciteit van 100 tot 200 ton per dag. Voldoet aan kolom 2 onderdeel D, maar niet aan kolom 2 onderdeel C.
  • Vastgelegd in een vergunning: besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn. Klik hier voor een opsomming van deze vergunningen.

Voorbeeld 2: Ringweg

  • Aanleg van een ringweg van vier rijstroken. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Aaneengesloten tracé met een lengte van 6 kilometer. Voldoet aan kolom 2 onderdeel D, maar niet aan kolom 2 onderdeel C.
  • Vastgelegd in een wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro). Voldoet aan omschrijving in kolom 4 en niet aan omschrijving kolom 3, of;
  • Geheel of gedeeltelijk vastgelegd als eindbestemming in een nieuw bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro). Moet hiermee worden gezien als een besluit uit kolom 4 en niet als een plan uit kolom 3.
Voorbeeld 2

Kolom 1 activiteiten

Kolom 2 gevallen

Kolom 3 plannen

Kolom 4 besluiten

Onderdeel C: m.e.r.-plicht

11.1

Ja

Nee

Nee

Ja

Onderdeel D: m.e.r.-beoordelingsplicht

11.1

Ja

Ja

Nee

Ja

Situatie C: Er is sprake van een m.e.r.-plichtig plan

Voorbeeld 1: Inrichting bestemd voor het vervaardigen van papier of karton

  • Oprichting, wijziging of uitbreiding. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Optie 1: Productiecapaciteit van 200 ton per dag of meer. Voldoet aan kolom 2 onderdeel C & D. Onderdeel C is bepalend; hiervan staat immers vast dat sprake kan zijn van nadelige gevolgen voor het milieu.
  • Optie 2: Productiecapaciteit van 100 tot 200 ton per dag. Voldoet aan kolom 2 onderdeel D, maar niet aan kolom 2 onderdeel C.
  • Vastgelegd in een wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro) of vastgelegd in een nieuw bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro) die kaderstellend is voor de latere vergunningverlening. Voldoet daarmee aan omschrijving in kolom 3.

Voorbeeld 2: Ringweg

  • Aanleg van een ringweg. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Optie 1: Aaneengesloten tracé met een lengte van 12 kilometer. Voldoet aan kolom 2 onderdeel C & D.
  • Optie 2: Aaneengesloten tracé met een lengte van 6 kilometer. Voldoet aan kolom 2 onderdeel D, maar niet aan kolom 2 onderdeel C.
  • Vastgelegd in een structuurvisie die kaderstellend is voor de latere vastlegging in een bestemmingsplan. Voldoet daarmee aan omschrijving in kolom 3 en niet aan omschrijving kolom 4 of;
  • Vastgelegd in een nieuw bestemmingsplan met alleen uit te werken bestemmingen (artikel 3.1 Wro). Is daarmee kaderstellend voor een latere wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro) en voldoet aan omschrijving in kolom 3 en niet aan de omschrijving in kolom 4.
Voorbeeld 1

Kolom 1 activiteiten

Kolom 2 gevallen

Kolom 3 plannen

Kolom 4 besluiten

Optie 1

Onderdeel C: m.e.r.-plicht

C1.3

Ja

Ja

Ja

Nee

Onderdeel D: m.e.r.-beoordelingsplicht

D1.2

Ja

Ja

Ja

Nee

Voorbeeld 2

Kolom 1 activiteiten

Kolom 2 gevallen

Kolom 3 plannen

Kolom 4 besluiten

Optie 2

Onderdeel C: m.e.r.-plicht

C1.3

Ja

Nee

Ja

Nee

Onderdeel D: m.e.r.-beoordelingsplicht

D1.2

Ja

Ja

Ja

Nee

Situatie D: Er is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordeling

Voorbeeld 1: Inrichting bestemd voor het vervaardigen van papier of karton

  • Oprichting, wijziging of uitbreiding. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Productiecapaciteit van minder dan 100 ton per dag. Voldoet niet aan kolom 2 onderdeel C en ligt beneden de indicatieve drempelwaarde van kolom 2 onderdeel D.
  • Vastgelegd in een vergunning: besluiten waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 Wm van toepassing zijn. Klik hier voor een opsomming van deze vergunningen.

Voorbeeld 2: Ringweg

  • Aanleg van een ringweg met vier rijstroken. Voldoet aan kolom 1 onderdeel C & D.
  • Aaneengesloten tracé met een lengte van 3 kilometer. Voldoet niet aan kolom 2 onderdeel C en ligt beneden de indicatieve drempelwaarde van kolom 2 onderdeel D.
  • Vastgelegd in een wijziging of uitwerking van het bestemmingsplan (artikel 3.6 Wro). Voldoet aan omschrijving in kolom 4 en niet aan omschrijving kolom 3, of;
  • Geheel of gedeeltelijk vastgelegd als eindbestemming in een nieuw bestemmingsplan (artikel 3.1 Wro). Moet hiermee worden gezien als een besluit uit kolom 4 en niet als een plan uit kolom 3.

Beide voorbeelden leiden niet tot een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling, maar tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiervoor gelden geen procedurele eisen, maar wel dezelfde inhoudelijke eisen als bij een m.e.r.-beoordeling. In de Handreiking milieueffectrapportage kunt u meer lezen over hoe u een vormvrije m.e.r.-beoordeling kunt uitvoeren.

Situatie E: Er is geen sprake van een m.e.r.-(beoordeling)plicht conform het Besluit m.e.r., toets andere redenen voor een m.e.r.-plicht

Een andere mogelijkheid is dat wel wordt voldaan aan kolom 1 en 2 van onderdeel C of D, maar dat voor de betreffende activiteit geen besluit meer nodig is omdat eerder genomen besluiten al de juridische ruimte bieden om de activiteit te realiseren. In dit geval kan ook geen sprake meer zijn van een kaderstellend plan.

In deze gevallen is geen sprake van m.e.r.-plicht op basis van het Besluit-m.e.r. Maar pas op: dit betekent nog niet dat het plan of besluit niet m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig kan zijn. In het geval van een plan kan de verplichting tot het uitvoeren van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 ook leiden tot m.e.r.-plicht. Door Provinciale Staten kunnen in de provinciale milieuverordening aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen.