Uitgebreide uitleg van de reparatie pluimveemest

PluimveeVoor de opslag van pluimveemest en andere agrarische bedrijfsstoffen is er iets misgegaan bij het reparatiebesluit van de Activiteitenregeling van 1 maart 2014 (pdf, 2 MB). Inmiddels is dat weer hersteld met de wijzigingsregeling van 1 juli 2014 (pdf, 753 kB). Hieronder leest u welke eisen nu precies gelden voor pluimveemest, kuilvoer en andere agrarische bedrijfsstoffen.

Het gaat hier om de bodemvoorschriften in het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling voor de opslag van agrarische bedrijfsstoffen. Die staan in paragraaf 3.4.5 van het Activiteitenbesluit en paragraaf 3.4.5 van de Activiteitenregeling. Deze eisen verminderen ook de geuroverlast.

Samenvattend voor pluimveemest

Wat geldt nu voor pluimveemest? Dat komt samengevat neer op de volgende eisen.

Ligt pluimveemest langer dan twee weken maar korter dan een half jaar op een niet terugkerende locatie opgeslagen, dan kan de ondernemer kiezen:

  • De pluimveemest opslaan in een afgedekte container (artikel 3.65 lid 9 Activiteitenregeling) of
  • Op een absorberende laag, minstens 15 centimeter dik en voor minstens 25% bestaand uit organische stof. Een dikke laag stro of turf voldoet aan deze eisen. Daarnaast moet de agrariër de opslag afdekken (beschermd tegen inregenen), bijvoorbeeld met een zeil of overkapping. Bij het verwijderen van de opslag moet hij ook de absorberende laag verwijderen, en bij nieuwe opslag ook weer een nieuwe absorberende laag plaatsen (artikel 3.65 lid 2 en 3 Activiteitenregeling).

Slaat hij pluimveemest langer dan zes maanden op, dan moet dit in een afgesloten ruimte met een vloeistofkerende voorziening en genoeg ventilatie (artikel 3.65 lid 4 Activiteitenregeling).

Voor opslag korter dan twee weken gelden geen eisen voor bodem volgens het Activiteitenbesluit. Het gaat dan alleen om eenmalige opslagen op een tijdelijke locatie, zoals op kopakkers. Als er steeds op dezelfde locatie mest wordt opgeslagen, is het langdurige mestopslag. Ook moet de mest na twee weken zijn afgevoerd. Voor ammoniak gelden er wel eisen aan deze kortdurende opslag. Zie hiervoor de vraag en antwoord Eisen kortdurende opslag.

Deze eisen kunt u vinden in het reparatiebesluit van de Activiteitenregeling van 1 maart 2014 (pdf, 2 MB) in combinatie met de wijzigingsregeling van 1 juli 2014 (pdf, 753 kB).

Vergeleken met de oorspronkelijke tekst van de Activiteitenregeling (pdf, 3.6 MB) zijn de eisen voor opslag korter dan een half jaar soepeler geworden. Verder geldt niet meer de eis 'mestdichte vloer' maar de eis 'vloeistofkerende voorziening'. Oorspronkelijk had de ondernemer met het toenmalige artikel 3.65 Activiteitenregeling slechts de keuze tussen:

  • pluimveemest in afgedekte container opslaan en eens per twee weken afvoeren, of
  • opslaan in afgesloten ruimte met mestdichte vloer en voldoende ventilatie

Er gold geen onderscheid tussen de opslag langer of korter dan een half jaar.

Samenvattend voor andere agrarische bedrijfsstoffen, behalve kuilvoer en pluimveemest

Wat geldt nu voor andere agrarische bedrijfsstoffen, behalve kuilvoer en pluimveemest? Dat komt neer op de volgende eisen.

Als er op een locatie gedurende maximaal twee weken stoffen zijn opgeslagen, gelden geen eisen, artikel 3.65 lid 2 Activiteitenregeling).

Liggen de stoffen er langer dan twee weken maar korter dan een half jaar, dan kan de agrariër kiezen:

  • Op een onverhard oppervlak: dan is een absorberende laag verplicht. Deze absorberende laag moet minstens 15 centimeter dik zijn en voor minstens 25% bestaan uit organische stof. Een dikke laag stro of turf voldoet aan deze eisen. Daarnaast moet de agrariër de opslag afdekken (beschermd tegen inregenen), bijvoorbeeld met een zeil of overkapping. Bij het verwijderen van de opslag moet hij ook de absorberende laag verwijderen, en bij nieuwe opslag ook weer een nieuwe absorberende laag plaatsen (artikel 3.65 lid 2 en 3 Activiteitenregeling).
  • Op een verhard oppervlak: bij een vloeistofkerende of vloeistofdichte vloer moeten de vloeistoffen worden opgevangen in een opslagvoorziening die voldoet aan de eisen voor mestdichtheid van BRL 2342 (dat zijn paragraaf 5.5 en hoofdstuk 6 en 7 van de BRL 2342). Verder moet de afvoer naar de opslagvoorziening zó liggen, dat de vloeistoffen er vanzelf naar toe stromen (lager dus) (artikel 3.65 lid 4 en 5 Activiteitenregeling).

Slaat hij de stoffen langer dan een half jaar op, dan moet dit op een vloeistofkerende of vloeistofdichte voorziening. De vloeistoffen die eruit lopen, moeten worden opgevangen in een opslagvoorziening die voldoet aan de eisen voor mestdichtheid van BRL 2342 (dat zijn paragraaf 5.5 en hoofdstuk 6 en 7 van de BRL 2342). Verder moet de afvoer naar de opslagvoorziening zó liggen, dat de vloeistoffen er vanzelf naar toe stromen (lager) (artikel 3.65 lid 5 Activiteitenregeling).

Dit stond van meet af aan in de Activiteitenregeling. Met het reparatiebesluit van 1 maart 2014 is dit per ongeluk veranderd, maar de wijzigingsregeling van 1 juli 2014 heeft dit op zijn beurt weer ongedaan gemaakt (tekst van artikel 3.65 met wijziging).

Kuilvoer

Voor kuilvoer met een droge stofgehalte van 40% of hoger is het voldoende, dat de opslag is afgedekt (beschermd tegen inregenen), bijvoorbeeld onder een zeil of overkapping. Er gelden geen eisen voor de ondergrond (artikel 3.65 lid 6 Activiteitenregeling). Voor ander kuilvoer gelden dezelfde eisen als voor de andere agrarische bedrijfsstoffen.

Meer lezen?

Alle informatie over de bodemvoorschriften voor de opslag van agrarische bedrijfstoffen leest u in: