Invoering Wro

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden via een koninklijk besluit (Staatsblad 2008, nr. 227). Deze inwerkingtreding behelst niet één wet(svoorstel) maar is een resultante van vijf wetten en het Besluit ruimtelijke ordening:

Doordat de inwerkingtreding van de Wro via vijf wetten plaatsvindt, is zoeken in de wetshistorie lastig. Door de schaal van wijzigingen van de Wet ruimtelijke ordening was het niet mogelijk een werkzaam overzicht te geven op artikelniveau. Wanneer u op zoek bent naar de wetshistorie van een bepaald artikel, wordt aangeraden dit via www.wetten.nl te doen. U kunt die historie vinden door bij het desbetreffende wetsartikel op de "i" klikken (rechts boven het artikel).

Wet ruimtelijke ordening (Staatsblad 2006, nr. 566)

Aanleiding voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de toezegging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal om voorstellen voor een fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) te doen. Ook de Raad van State heeft in zijn advies over het wetsvoorstel tot wijziging van de WRO met betrekking tot de uitbouw van artikel 19 tot een zelfstandige projectprocedure opgemerkt dat de WRO een lappendeken is geworden en herziening behoeft. Met het wetsvoorstel wordt beoogd een nieuw wettelijk instrumentarium in het leven te roepen waarmee een aantal knelpunten dat in de praktijk met de bestaande wetgeving is ontstaan, kan worden opgelost.

U kunt alle kamerstukken met betrekking tot de invoeringswet Wabo vinden in het dossier nr. 28 916.

Belangrijkste kamerstukken:

Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Staatsblad 2008, nr. 180)

Samenvattend behelst de Invoeringswet Wro de volgende soorten bepalingen:

  • aanpassingen van bestaande wetgeving
  • aanvullingen van de Wet ruimtelijke ordening
  • een enkele intrekkingsbepaling
  • overgangsrechtelijke bepalingen.

In artikel 8.13 van de invoeringswet wordt de Wet ruimtelijke ordening aangepast.

U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 30 938.

Belangrijkste kamerstukken:

Wijziging van de Wet ruimtelijke ordening inzake de grondexploitatie (Staatsblad 2007, nr. 271)

Deze wet wil de gemeenten een meer op de eisen van vandaag toegesneden publiekrechtelijk instrumentarium bieden voor kostenverhaal, verevening en locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. Tevens wordt beoogd om knelpunten bij privaatrechtelijk optreden van de gemeente op te lossen.
Het privaatrechtelijke spoor blijft voorop staan. Bij het kostenverhaal blijven de huidige methoden van gemeentelijk kostenverhaal via gronduitgifte en samenwerking en afspraken met projectontwikkelaars in principe in stand. Het privaatrechtelijk optreden van de gemeente zal iets ruimer worden ingekaderd.

In artikel I wordt de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd. Deze wijzigingen en zijn deels reparaties maar vooral de invoeging van Afdeling 6.4 Grondexploitatie in de Wet ruimtelijke ordening.

U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 30 218.

Belangrijkste kamerstukken:

NB De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Staatsblad 2008, nr. 180) wijzigt in artikel 8.14 deze wet.

Wijzigingen diverse wetten (WWI-wet) (Staatsblad 2008, nr. 197)

Met ingang van 22 februari 2007 is de verantwoordelijkheid voor de volkshuisvesting overgegaan van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) naar de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: WWI). Op dezelfde datum is de verantwoordelijkheid voor de inburgering en de integratie overgegaan van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: V&I) naar de minister voor WWI. Het is in verband daarmee wenselijk dat die wettelijke bepalingen die bevoegdheden aan de minister van VROM toekennen op het terrein van de volkshuisvesting respectievelijk aan de minister voor V&I op het terrein van de inburgering en de integratie worden gewijzigd in dier voege dat de bevoegdheden worden toegekend aan de minister voor WWI. Dit is voor het voorzien in een grondslag voor de bevoegdheden van de minister voor WWI niet noodzakelijk, maar het komt de kenbaarheid van die bevoegdheden zeer ten goede.

Daarnaast zijn in dit wetsvoorstel wijzigingen van verschillende wetten waaronder de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening en de Wet ruimtelijke ordening opgenomen.

In artikel IV wordt de invoeringswet Wet ruimtelijke ordening gewijzigd. Deze wijzigingen betreffen onder andere het overgangsrecht.

In artikel XXV van deze wet wordt de Wet ruimtelijke ordening gewijzigd.

U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 31 295.

Belangrijkste kamerstukken:

Wet basisregistraties kadaster en topografie (Staatsblad 2007, nr. 105)

Deze wet strekt er toe de registraties met betrekking tot percelen en kaarten aan te wijzen als basisregistratie, overeenkomstig de Wetgevingsnota basisregistraties, aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 30 augustus 2004 van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties. Die aanwijzing tot basisregistratie komt ook in de naam tot uiting. De registratie met betrekking tot percelen wordt aangeduid als basisregistratie kadaster en omvat naast de kadastrale registratie ook de kadastrale kaart. De registratie met betrekking tot kaarten wordt aangeduid als basisregistratie topografie en bestaat uit een digitaal topografisch bestand op een schaal van 1:10 000 of kleiner. Het wetsvoorstel richt zich met name op het gebruik van de basisregistraties kadaster en topografie door de overheid bij de uitoefening van haar publieke taken.

In artikel XVII wordt de Wet ruimtelijke ordening aangepast. In artikel 3.8 wordt «kadastrale registratie» vervangen door: basisregistratie kadaster.

U kunt alle kamerstukken vinden in het dossier nr. 30 544.

Besluit ruimtelijke ordening

De Wro bepaalt in een aantal artikelen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden of kunnen worden gegeven ter uitwerking van bepaalde onderdelen van die wet. Het belangrijkste is artikel 3.37, waarin wordt bepaald dat regels gesteld kunnen worden omtrent de voorbereiding, vormgeving, inrichting, beschikbaarstelling en (nadere) regels omtrent de inhoud en uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectbesluiten en de toelichting onderscheidenlijk onderbouwing daarbij. In het onderhavige Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is aan deze bepalingen uitvoering gegeven. De Wro maakt het in andere artikelen ook mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen. Bij het stellen van regels in dit Bro is van deze bevoegdheid in beperkte mate gebruik gemaakt. In zijn algemeenheid is bij de formulering van het besluit terughoudendheid betracht, met het oog op het terugdringen van overbodige regelgeving. Als uitgangspunt is gehanteerd dat niet meer geregeld wordt dan echt nodig is.

Naar zijn opzet is het Bro in grote lijnen vergelijkbaar met het Bro 1985. De bij het Bro gestelde regels kunnen globaal worden ingedeeld in regels die betrekking hebben op de digitalisering van ruimtelijke plannen en besluiten, regels die betrekking hebben op de inhoud en vormgeving van bestemmingsplannen3 en regels die betrekking hebben op procedures. Het doel van deze regels is het bewerkstelligen van uniformering en standaardisering zodat voor het gehele land helderheid en rechtszekerheid wordt gecreëerd. Dit geldt specifiek voor twee onderdelen van het Bro, die in vergelijking met het Bro 1985 geheel nieuw zijn: paragraaf 3.2 «Standaardregels in bestemmingsplannen», en afdeling 6.1 «Tegemoetkoming in schade».

Status
Het definitieve besluit is op 29 april 2008 in het Staatsblad gepubliceerd (Staatsblad 2008, nr. 145). Het besluit is op 1 juli 2008 in werking treden.

Digitaliseringsverplichtingen (In werking 1 juli 2009)

Het Besluit ruimtelijke ordening geeft de grondslag voor de nadere uitwerking van de verplichting tot het digitaal vormgeven en in die vorm vaststellen van ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur. Afgeproken is dat die verplichting op 1 juli 2009 zal ingaan. De artikelen 1.2.1, eerste lid, onder a, d, e, g, h, i en j, 1.2.2, eerste en tweede lid, 1.2.3, 1.2.4 en 1.2.5 die voor het digitaal vormgeven en vaststellen de basis vormen zullen dan ook pas op dat tijdstip in werking treden.