Aanpassing Barro Buisleidingen en Bro

Op 1 juli 2014 is het "Besluit van 16 mei 2014 tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede het aanbrengen van enkele verbeteringen)" van kracht geworden.

U vindt hier:

Algemene informatie

Naast de toevoeging van een titel over buisleidingen van nationaal belang aan het Barro bevat dit besluit nog enkele wijzigingen waarmee een aantal verbeteringen in het Barro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) worden aangebracht.

Status
Het ontwerpbesluit is op 9 oktober 2013 in de Staatscourant gepubliceerd (Staatscourant 2013, nr. 27604). Het definitieve besluit is op 22 mei 2014 in de Staatscourant gepubliceerd (Staatsblad 2014, nr. 174). Het besluit is op 1 juli 2014 in werking treden,

Aanpassing Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro) borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II 2011/12, 32 660, nr. B/51, hierna: SVIR). Dit besluit voegt aan het Barro een titel 2.9 toe over buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Met de toevoeging van deze titel aan het Barro wordt beoogd te waarborgen dat het leggen van buisleidingen die van nationaal belang zijn ook in de toekomst ruimtelijk mogelijk blijft. De SVIR merkt het bieden van ruimte voor het hoofdnetwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen aan als een onderwerp van nationaal belang. In de Structuurvisie Buisleidingen 2012–2035 (Kamerstukken II 2012/13, 33 473, nr. A/1), die op 12 oktober 2012 is vastgesteld, is dit belang nader uitgewerkt.

Aanpassing Bro

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt onder vernummering van het vierde lid tot het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Een onderzoek naar de actuele regionale behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat het bestemmingsplan, bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Bij Besluit van 28 augustus 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de toevoeging van enkele onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang (Stb. 2012, 332), in werking getreden op 1 oktober 2012, is in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro de zogeheten «ladder voor duurzame verstedelijking» opgenomen. In het tweede lid, onder a, komt naar voren dat in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt beschreven wordt dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. In de toelichting op dat besluit is aangegeven dat een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Hoewel uit de toelichting voldoende duidelijk is dat het doorlopen van een aantal stappen gedaan wordt om te komen tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging, zijn klachten ontvangen dat in de praktijk provincies en gemeenten economische voorwaarden stellen (zoals economische behoefte en marktvraag) aan de vaststelling van bestemmingsplannen, die strijdig kunnen zijn met het verbod van artikel 14, aanhef en onder 5, van de Dienstenrichtlijn. In het nieuwe vierde lid is met gebruikmaking van de inhoud van dat artikel aangegeven dat een onderzoek naar de actuele regionale behoefte, waar dat betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet, slechts tot doel heeft om na te gaan of die vestiging in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.