Gevolgen van 'Nevele' voor activiteiten anders dan windturbineparken
Het Rijk voert juridisch onderzoek uit naar de mogelijke andere gevolgen van de Raad van State uitspraak van 30 juni 2021 over een windturbinepark en de daaropvolgende jurisprudentie.
Onderzoek naar andere gevolgen
De Raad van State (RvS) uitspraak van 30 juni 2021 ligt in het verlengde van een uitspraak van het Europese hof, het 'arrest Nevele'. De rechtspraak van het EU-Hof en de RvS over algemene milieuregels en de Richtlijn strategische milieu beoordeling (smb-richtlijn) gaat tot nu toe alleen over algemene milieuregels voor windturbines.
Uit de jurisprudentie is niet direct af te leiden voor welke andere algemene milieuregels een milieueffectrapportage traject (mer) moet worden doorlopen. Daarom heeft het Rijk onderzocht welke algemene milieuregels vergelijkbaar zijn met die voor windparken. Vervolgens gaat het Rijk na of deze regels in aanmerking komen voor het uit voorzorg maken van een milieueffectrapport (MER). Hierbij wordt aandacht besteed aan de punten die genoemd worden in de jurisprudentie van het EU-Hof en de Raad van State over de smb-richtlijn. Het Rijk werkt daarbij samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten)), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW).
Milieueffectrapportage verplichting algemeen
Voor het opstellen of wijzigen van plannen of programma's die kaderstellend zijn voor m.e.r.(-beoordelings)plichtige projecten, moet een milieueffectrapportage worden doorlopen. De verplichting vloeit voort uit de smb-richtlijn en geldt onder het huidige recht onder andere voor het bestemmingsplan en straks onder de Omgevingswet voor het omgevingsplan.
Algemene milieuregels op rijksniveau
De bestaande jurisprudentie en kennis geeft geen eenduidig uitsluitsel over welke algemene milieuregels van het Rijk een mer-plicht geldt. Daarom wordt er op dit moment van uitgegaan dat de bestaande regels blijven gelden, tenzij anders blijkt. Voor wijziging van algemene milieuregels of nieuwe algemene milieuregels zal per geval worden beoordeeld of een mer-plicht mogelijk aan de orde is. Hiervoor wordt een handreiking ontwikkeld voor beleidsmedewerkers en wetgevingsjuristen.
Het doorlopen van een milieueffectrapportage voor algemene milieuregels, wordt mogelijk ook meegenomen in de reguliere wijzigingstrajecten van regelgeving. Zoals wijzigingen die plaatsvinden naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke inzichten of maatschappelijke ontwikkelingen.
Milieuregels in de bruidsschat
Op basis van de nu bekende inzichten wordt niet verwacht dat de milieuregels in de bruidsschat onder het stelsel van de Omgevingswet mer-plichtig zijn. Hetzelfde geldt als gemeenten deze regels omzetten naar het nieuwe omgevingsplan. Om dubbel werk te voorkomen is met de VNG, de UvW en het IPO afgesproken om uit voorzorg vrijwillig samen tot een milieueffectrapportage te komen. Deze milieueffectrapportage wordt gekoppeld aan een 'Programma Bruidsschat' (een vrijwillig programma onder de Omgevingswet).
Meer informatie
Delen
Wanneer kaderstellend plan
In kolom 3 van onderdeel C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn per activiteit de plannen opgenomen die mogelijk kaderstellend zijn voor een besluit zoals opgenomen in kolom 4 en daarom mogelijk m.e.r.-plichtig kunnen zijn. Per activiteit en besluit kunnen dat meerdere plannen zijn.
Maar wanneer is sprake van 'kader vormen voor'? Er bestaat geen (juridisch-technisch) eenduidig "equivalent" voor. In de wet is aangegeven dat in ieder geval locatie- of tracékeuzes en -vergelijkingen hieronder vallen. Maar het kan ook gaan om een niet locatiegebonden kader, zoals de peilhoogte voor een oppervlaktewater of de capaciteit van een afvalverwerkingsinstallatie.
De uitspraak in het plan moet enerzijds concreet genoeg zijn en bindend zijn voor een later m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit. Anderzijds kan nog geen sprake zijn van een directe aanleg- of bouwtitel waarmee juridisch in de realisatie wordt voorzien, want in dat geval is geen sprake meer van een kader voor een later besluit maar van het besluit zelf.
De basisvraag die u moet beantwoorden is: welke keuzen worden met de vaststelling van het plan gemaakt en voor welke activiteiten wordt hierdoor een kader gevormd oftewel de toon gezet?
Deze keuzen hoeven:
- Niet specifiek te zijn. Algemene uitspraken kunnen soms maar op één manier worden uitgelegd waardoor toch sprake is van een kader voor één of meer activiteiten.
- Niet nieuw te zijn. Dit kan ook een herziening van een bestaand plan zijn waarmee al eerder gemaakte keuzen opnieuw worden vastgesteld (veel plannen hebben een maximale looptijd van 10 jaar). Dit is uiteraard alleen relevant voor het deel van de betreffende activiteit dat nog niet is gerealiseerd. Dat voor het oorspronkelijke plan vanwege deze activiteit(en) al een m.e.r.-procedure is doorlopen is daarbij niet van belang. Er is immers opnieuw sprake van een kader. Dit blijkt uit de uitspraak van het Europese Hof van Justitie, zaak C-81/96, d.d. 18 juni 1998 (Amsterdamse Afrikahaven (Ruigoord)).