Vragen en antwoorden relatie omgevingsvergunning milieu en Activiteitenbesluit

Ja, voor vergunningplichtige inrichtingen gelden de geluidvoorschriften uit de omgevingsvergunning. De geluidvoorschriften uit hoofdstuk 2 van het Activiteitenbesluit zijn niet van toepassing voor vergunningplichtige inrichtingen.

Wanneer een verandering van de inrichting wordt gemeld, blijven de maatwerkvoorschriften in principe gelden. Maar het is anders als het type inrichting wijzigt, dan hangt het af van de activiteit.

Wanneer iemand een omgevingsvergunning aanvraagt voor een project dat ook meldingsplichtig is op grond van het Activiteitenbesluit, maar hierbij geen (volledige) melding indient, dan moet het bevoegd gezag de aanvrager verzoeken om de ontbrekende gegevens aan te leveren, voordat het de vergunningaanvraag in behandeling kan nemen. Daarbij kan het verstandig zijn om de procedure te verlengen, omdat de termijn niet automatisch wordt opgeschort door het vragen om een volledige melding.

De afstemming activiteitenbesluit en Wabo is geregeld via de Invoeringswet Wabo.

Nee, het geluid van windturbines is volledig gereguleerd met de geluidvoorschriften uit hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit.

De omgevingsvergunning moet ook worden aangepast bij een zeer kleine uitbreiding van een vergunningplichtige Wm-inrichting.

Nee, een bedrijf hoeft in zijn aanvraag omgevingsvergunning milieu alleen gegevens aan te leveren die nog niet in het bezit van het bevoegd gezag zijn.

Het antwoord op deze vraag hangt af van de situatie. Bij een IPPC-installatie zijn twee situaties mogelijk:

• De emissiegrenswaarde is gebaseerd op de BAT-AEL uit een BBT-conclusie.
• Er geldt geen BBT-conclusie. Afdeling 2.3 uit het Activiteitenbesluit geldt bij relevante luchtemissies.

Een bedrijf met een IPPC-installatie kan een bodembedreigende activiteit verrichten. In dat geval zijn de bodemvoorschriften van afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit direct van toepassing.