Hoofdstuk 8: Relatie met andere regelgeving

Als titel 17.2 Wm niet van toepassing is, kan het bevoegd gezag op grond van andere regelgeving optreden bij (dreigende) milieuschade. Ook is het mogelijk dat deze regelgeving gelijktijdig van toepassing is met titel 17.2 Wm, zodat er sprake is van samenloop van regelgeving.

Belangrijk hierbij is artikel 17.9 lid 7 Wm, dat bepaalt dat het bestuursorgaan dat betrokken is bij de schade, van alle bevoegdheden gebruik mag maken, mits bij de uitoefening van die bevoegdheden uit andere regelgeving geen strijd ontstaat met titel 17.2 Wm. Met andere woorden: titel 17.2 Wm gaat vóór.

In dit hoofdstuk wordt de regelgeving besproken die naast of in plaats van titel 17.2 van toepassing kan zijn. In onderstaand schema wordt de diverse regelgeving kort aangestipt, gevolgd door een verdieping per onderdeel. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een voorbeeld.

Boven schadedrempel: Titel 17.2 Wm + onderstaande wetten voor zover hier niet mee in strijd Schadedrempel titel 17.2 Wm

Onder schadedrempel: 17.2 Wm niet van toepassing, maar misschien wel:

  • 17.1 Wm: maatregelen bij schade door Wm-inrichting
  • Wbb: preventie en herstel bodemschade
  • Waterwet: mogelijk in vergunning maatregelen bij ongewone voorvallen, verplichting vaststellen calamiteitenplan
  • NB-wet 1998 en F&F-wet: vergunningenvoorschriften en verbodsbepalingen
  • Burgerlijk wetboek: schadevergoedingsactie onder andere door burgers
  • Wet veiligheidsregio's: rampenplan, verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij rampen
  • Brzo: verplichtingen voor overheid en bedrijven m.b.t. procedures borging veiligheid
  • Bevi: risiconormen voor externe veiligheid

Titel 17.1 Wm

Titel 17.1 Wm geeft aan dat ongewone voorvallen binnen de inrichting moeten worden gemeld en dat de drijver van de inrichting maatregelen moet nemen om schade te voorkomen, te beperken en te herstellen. Als de inrichtinghouder bij een ongewoon voorval geen maatregelen neemt, kan het bevoegd gezag overgaan tot handhaving, bijvoorbeeld het toepassen van bestuursdwang. De kosten moet het bevoegd gezag in principe verhalen op de dader.

Titel 17.2 Wm geeft het bevoegd gezag ten opzichte van titel 17.1 Wm extra bevoegdheden. Verder heeft titel 17.1 Wm alleen betrekking op milieuschade door ongewone voorvallen binnen de inrichting en geeft het alleen bevoegdheden aan het Wm-bevoegd gezag.

Bij een incident binnen een inrichting zal, zolang er geen duidelijkheid bestaat of de schadedrempel is overschreden, onduidelijkheid bestaan of alleen sprake is van een ongewoon voorval in de zin van titel 17.1 Wm, of ook van (onmiddellijke dreigende) milieuschade als bedoeld in titel 17.2 Wm. Zolang daar geen duidelijkheid over is, is de ongewone-voorvallenregeling van titel 17.1 Wm van toepassing en kan het bevoegd gezag zich daarop baseren. Zodra sprake is van (onmiddellijke dreiging van) milieuschade dient het bevoegd gezag zich mede te baseren op titel 17.2 Wm.

Wet bodembescherming

Voor de preventie en het herstel van de bodemschade gelden voorschriften in de Wet bodembescherming (Wbb).[1] De zorgplicht uit de Wbb geldt vanaf 1987 voor iedereen die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast. Hij is verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om die verontreiniging of aantasting te voorkomen, of - als die verontreiniging of de aantasting zich voordoet - de verontreiniging of de aantasting en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken. Als de verontreiniging of aantasting het gevolg is van een ongewoon voorval, moeten onverwijld maatregelen worden genomen op grond van artikel 30-35 Wbb. De bevoegdheid tot kostenverhaal is geregeld in artikel 75 Wbb.

Titel 17.2 Wm en de Wbb kennen een ruime overlap. Enkele verschillen zijn: in tegenstelling tot de Wbb kent titel 17.2 Wm onder andere een verplicht kostenverhaal. De Wbb kent een ruimere zorgplicht dan de Wm: de zorgplicht in de Wbb is niet beperkt tot beroepshalve of bedrijfsmatig verrichte activiteiten.

Waterwet

Op grond van de Waterwet is het verboden om zonder watervergunning te lozen in oppervlaktewater. Aan de watervergunning kunnen voorschriften worden verbonden, onder andere het stellen van financiële zekerheid voor dekking van aansprakelijkheid door schade die voortvloeit uit de door gebruik van de vergunning veroorzaakte nadelige gevolgen voor een watersysteem. Een aantal lozingen is niet vergunningplichtig omdat ze worden geregeld in het Activiteitenbesluit.

Titel 17.2 Wm en de Waterwet overlappen elkaar deels. Zo zullen lozingen van riooloverstorten onder het verbod van de Waterwet vallen en bij overschrijding van de schadedrempel ook onder titel 17.2 Wm. Titel 17.2 Wm geeft het bevoegd gezag ten opzichte van de Wvo extra bevoegdheden.

In de Waterwet staat de verplichting voor het vaststellen van een calamiteitenplan. Uit de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel: “Een calamiteitenplan is te karakteriseren als een organisatieoverzicht en een waarschuwings- en afsprakenschema met betrekking tot het optreden in situaties van calamiteiten met betrekking tot het watersysteem. Het is een hulpmiddel voor de beheerder en diegenen die met de calamiteitenbestrijding en de coördinatie daarbij zijn belast. Denkbaar is dat de inhoud van het calamiteitenplan afhangt van de aard en omvang van de te beheren watersystemen. Het calamiteitenplan zal integraal van karakter dienen te zijn. Alle bekende soorten van bedreigingen van het bij de beheerder in beheer zijnde watersysteem zullen, zo mogelijk met elkaar in verband gebracht, in het plan opgenomen moeten zijn.”

Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) regelt de bescherming van gebieden als bedoeld in de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn en de bescherming van beschermde natuurmonumenten. Het is verboden om zonder vergunning of in strijd met de voorwaarden van een vergunning projecten of andere handelingen te verrichten die de kwaliteit van de natuurlijke habitats en habitats van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De Flora- en faunawet (Ffw) regelt de bescherming van planten- en diersoorten en bevat een aantal verbodsbepalingen (verbod om te plukken, te doden, etc.).Van deze verboden kan ontheffing of vrijstelling worden verleend. Bij (dreigende) milieuschade kan het bevoegd gezag overgaan tot het toepassen van bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen.

Titel 17.2 Wm geeft het bevoegd gezag ten opzichte van de Nbw 1998 en de Ffw extra bevoegdheden. Titel 17.2 Wm is niet van toepassing op milieuschade waarvoor vergunning, ontheffing of vrijstelling is verleend op grond van de Nbw 1998 of de Ffw (artikel 17.8 aanhef en onder b Wm).

Burgerlijk Wetboek (BW)

Het BW bevat een algemene aansprakelijkheidsregeling voor schade uit onrechtmatige daad en bevat enkele specifieke bepalingen voor milieuaansprakelijkheid. Met deze wetgeving kan schade bij particulieren door milieuschade of onmiddellijke dreiging daarvan zoals lichamelijk letsel, schade aan particulier eigendom of economische schade worden verhaald. Het bevoegd gezag kan het BW inroepen voor milieuschade die niet onder titel 17.2 Wm valt, bijvoorbeeld schade die beneden de schadedrempel blijft en daarmee geen “milieuschade” in de zin van titel 17.2 Wm is. Ook kan het BW worden ingeroepen door burgers; titel 17.2 Wm geeft particulieren geen recht op schadevergoeding.


Wet veiligheidsregio's

De Wet veiligheidsregio's regelt onder andere de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij de bestrijding van rampen. Het Rijk heeft een groot deel van de taken van de rampenbestrijding bij de gemeenten gelegd. Dit is geregeld in de Wet veiligheidsregio's. In deze wet staat omschreven welke taken de gemeenten hebben, hoe zij zich moeten voorbereiden en hoe de bevelsstructuur is bij een ramp of een zwaar ongeval.

Brzo

Het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo) stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Daartoe moeten bedrijven onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken. Sommige bedrijven moeten daarnaast ook nog een veiligheidsrapport opstellen en indienen bij de overheid.

Ook de verschillende overheden hebben verplichtingen op grond van het Brzo. Zij moeten met de door de bedrijven aangeleverde informatie:

  • nagaan of zware ongevallen kunnen overslaan naar buurbedrijven (“domino-effecten”);
  • de aanvaardbaarheid van de risico's van een zwaar ongeval met gevaarlijke stoffen beoordelen;
  • de ruimtelijke ordening zo vormgeven dat de risico's voor de omgeving aanvaardbaar blijven;
  • voor veiligheidsrapportageplichtige bedrijven een rampbestrijdingsplan opstellen.

Bevi

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) stelt risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vast. Het besluit heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit de bevoegde instanties op grond van de Wabo en Wet op de ruimtelijke ordening – in deze de gemeenten en provincies – afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen.

Voorbeeld samenloop

Binnen een inrichting vindt een ongewoon voorval plaats waardoor bodemschade ontstaat. De schade komt boven de schadedrempel uit. Er kan op basis van verschillende regelgeving door de verschillende bevoegde instanties worden opgetreden:

  • op grond van titel 17.2 Wm;
  • op grond van titel 17.1 Wm;
  • op grond van overtreding van voorschriften in de omgevingsvergunning milieu;
  • (als vangnet) op grond van zorgplicht van de Wet bodembescherming.

In dit voorbeeld moet het kostenverhaal:

  • deels plaatsvinden op grond van titel 17.2 Wm (voor schade die boven de schadedrempel uitkomt);
  • voor het overige op grond van de Wbb, titel 17.1 Wm of de Wm-vergunning.

De aansprakelijk gestelde (rechts)persoon zal duidelijk moeten worden geïnformeerd moeten worden welke kosten op grond van welke bevoegdheid door welk bevoegd gezag worden verhaald.

[1] Bij (dreigende) schade aan de bodem binnen een Wm-inrichting kan ook worden opgetreden op grond van de omgevingsvergunning milieu. De vergunning bevat in principe voorschriften voor activiteiten binnen de inrichting waarbij sprake is van een risico van bodemverontreiniging. De inrichtinghouder zal verontreinigingen die gedurende de vergunningperiode ontstaan in principe moeten herstellen. Het bevoegd gezag kan overgaan tot handhaving als de inrichtinghouder zich niet aan de omgevingsvergunning milieu houdt. Als de vergunning dit niet regelt, kan de zorgplicht (artikel 13 Wbb) worden toegepast.