Voorkeursvolgorde voor afvalwater

De Nederlandse en de Europese wetgeving beschouwt afvalwater als een afvalstof. In de Wet milieubeheer (Wm) staat hoe men moet omgaan met afvalstoffen en afvalwater. Voor afvalwater dat men loost geldt de afvalstoffenregelgeving. Behalve voor afvalwater dat via een rioolstelsel naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) toe gaat. Daarvoor geldt de afvalstoffenregelgeving niet. Voor afvalwater geldt er een voorkeursvolgorde.

Inhoud

artikel 10.29a van de WmVoorkeursvolgorde voor afvalwater volgens de Wm

De voorkeursvolgorde (artikel 10.29a van de Wm) geeft aan hoe men in het belang van de bescherming van het milieu met afvalwater moet omgaan. Namelijk:

  1. Het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt.
  2. Verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt.
  3. Afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater.
  4. Huishoudelijk afvalwater en, voor zover doelmatig en kostenefficiënt, afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt worden ingezameld en naar "RWZI" getransporteerd.
  5. Ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, wordt hergebruikt.
  6. Ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
  7. Ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d naar een "RWZI" wordt getransporteerd.

Wat onder een RWZI wordt verstaan is vastgelegd in artikel 3.4 van de Waterwet.

Kort samengevat geeft de voorkeursvolgorde aan om afvalwater bij de bron te zuiveren en het gezuiverde water in het proces of het milieu terug te brengen. Zeker daar waar het redelijkerwijs mogelijk is.

Uitgangspunten voorkeursvolgorde

Het belangrijkste uitgangspunt is dat er zo min mogelijk afvalwater ontstaat. Als er toch afvalwater ontstaat moet het zo min mogelijk verontreinigen bevatten.

Verder mag men afvalwaterstromen niet mengen. Ze moeten zoveel mogelijk gescheiden blijven. Behalve als het mengen van afvalwaterstromen geen problemen veroorzaakt voor de verwerking ervan.

Niet alleen de aandacht voor preventie is belangrijk voor de bescherming van het milieu. Aandacht voor het beperken van de maatschappelijke kosten is ook belangrijk. Denk daarbij aan de kosten die:

  • gemeenten maken voor het inzamelen en transporteren van afvalwater
  • waterschappen maken voor:
    • zuiveren van stedelijk afvalwater
    • het beheer van grondwater en oppervlaktewater

Zo maakt het bij de bron gescheiden houden van verschillende afvalwaterstromen het mogelijk om ook bij de bron te zuiveren. Of om het afvalwater in het proces terug te brengen. Eventueel moet men dat afvalwater eerst zuiveren. Als hergebruik niet mogelijk is kan men "schoon" afvalwater ook direct terug brengen in het milieu

Gebruik van de voorkeursvolgorde

In algemene regels

Bij het opstellen van algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) gaat de wetgever uit van de voorkeursvolgorde. De AMvB's maken het mogelijk om zonder vergunning of ontheffing afvalwater te lozen. Verschillende besluiten regelen nu de afvalwaterlozingen:

Dit zijn ook de besluiten waar artikel 10.32 Wm op doelt. Deze besluiten bestrijken qua werkingssfeer alle lozingen op het vuilwaterriool en andere rioolstelsels.

In vergunningen

De voorkeursvolgorde is ook de basis voor de overheid voor het opstellen van:

  • een omgevingsvergunning
  • een watervergunning
  • maatwerk op algemene regels

Bij het toepassen van zorgplichten

De voorkeursvolgorde is voor een bestuursorgaan taakstellend. Formeel is de voorkeursvolgorde niet van kracht op de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater.

Het toepassen van de voorkeursvolgorde op deze zorgplichten mag men wel van gemeenten verwachten. Bij het opstellen van een Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) gaat men na hoe om te gaan met afvalwater.

Bij het opstellen van een gemeentelijk rioleringsplan (GRP) hanteert men een doelmatigheidsafweging. Dit gebeurt ook bij het opstellen van een omgevingsvergunning. Die afweging van de doelmatigheid kan leiden tot zowel gemengde als gescheiden afvoer van afvalwaterstromen.

Verschil in soorten afvalwater

De voorkeursvolgorde is verschillend per soort afvalwater. Men gaat uit van drie categorieën:

  1. Stedelijk afvalwater
  2. Schoon afvalwater
  3. Overig afvalwater

Stedelijk afvalwater

De voorkeursvolgorde gaat ervan uit deze soort afvalwater in te zamelen en centraal te zuiveren door een rwzi. Dit is een implementatie van de richtlijn stedelijk afvalwater in de Wm. De gemeente heeft de taak het afvalwater in te zamelen en te transporteren. Het waterschap heeft de taak om het te zuiveren. Onder stedelijk afvalwater kan bijvoorbeeld ook het afvalwater uit de voedingsmiddelenindustrie vallen. Het inzamelen en zuiveren door gemeente en waterschap moet wel doelmatig en kostenefficiënt zijn. Dit staat in de nota van toelichting bij artikel 1.139 van het Activiteitenbesluit (Ab)

Schoon afvalwater

Belangrijke gedachte vanuit duurzaamheid is om relatief schoon hemelwater, grondwater en koelwater niet onnodig te vermengen met ander afvalwater. Dit kan door het in te zetten in plaats van drinkwater. Bijvoorbeeld als spoelwater, gietwater of als waswater. Als hergebruik van hemelwater en grondwater niet mogelijk is dan brengt men het bij voorkeur ter plaatse in het milieu. Hiervoor kan een zuiveringsstap nodig zijn, bijvoorbeeld een zandvanger. Dit is in lijn met de drietrapsstrategie ’vasthouden-bergen-afvoeren’.

Het afvoeren van hemelwater en grondwater vanuit de openbare ruimte om overlast te voorkomen is een gemeentelijke zorgplicht. Voor hemelwater en grondwater vanuit niet openbare ruimte hebben gemeenten en waterschappen geen ontvangstplicht. Dat geldt ook voor bedrijfsafvalwater.

De praktijk is dat veel schoon, licht verontreinigd afvalwater in een rwzi terecht komt. Het vuilwaterriool en de rwzi vormen dan een soort veiligheidsbuffer. Als een calamiteit optreedt dan moet het afvalwater namelijk nog een heel traject doorlopen voordat het in het milieu komt. Om het milieu te beschermen kan men dan op tijd maatregelen nemen.

Lozing van schoon of licht verontreinigd afvalwater, zogenaamd ‘dun’ water, op een vuilwaterriool heeft een aantal nadelige effecten:

  • Tijdens het transport in het vuilwaterriool naar de rwzi kan het bijdragen aan overstorten van het riool. Hierdoor verontreinigt het oppervlaktewater. Bijvoorbeeld doordat er opeens grote hoeveelheden hemelwater of grondwater door het systeem stromen. De capaciteit van het systeem kan dan onvoldoende blijken.
  • Verlaging van het zuiveringsrendement van de rwzi. Bijvoorbeeld doordat vermenging van dit dunne water met vuil water leidt tot extra lozing van verontreinigende stoffen. (lagere vuilconcentraties leiden tot een lager zuiveringsrendement)
  • Zowel bij transport als zuivering zijn de maatschappelijke kosten hoger. Bijvoorbeeld als men kijkt naar de benodigde capaciteit van het transport- en zuiveringssysteem.

Overig afvalwater

De derde categorie gaat over afvalwater dat ontstaat bij bedrijfsmatige activiteiten en wat niet overeenkomt met huishoudelijk afvalwater. Dit afvalwater wil men bij voorkeur:

  • hergebruiken, of
  • ter plaatse zuiveren en in het milieu (in oppervlaktewater of de bodem) brengen, of
  • naar een rwzi brengen

Soms moet het bedrijf haar afvalwater toch lozen op het vuilwaterriool.  Lozing op het vuilwaterriool heeft dan namelijk een dubbel effect:

  1. geloosde biologisch afbreekbare stoffen worden "normaal" verwijderd in de RWZI en vaak worden ook niet-afbreekbare stoffen uit het water verwijderd, zoals:
    1. Zware metalen komen voor een deel in het zuiveringsslib terecht.
    2. Vluchtige stoffen worden in de zuivering deels naar de lucht geblazen.
  2. RWZI loost veelal op groot oppervlaktewater; waardoor de eerdere bedrijfslozing (nog) minder effect veroorzaakt.

Bedrijfsmatige activiteiten hoeven niet per se binnen een inrichting plaats te vinden. Het gaat bijvoorbeeld ook om het lozen vanuit bodemsaneringen. Bij bodemsaneringen schrijft men vaak een zuivering bij de bron voor.

Deze opgelegde zuivering maakt lozing van het ontstane afvalwater zonder risico in het milieu mogelijk. Bijvoorbeeld in het oppervlaktewater of in de bodem.

Historie voorkeursvolgorde

Uit de Beleidsbrief regenwater en riolering (pdf, 87 kB) blijkt de beleidsmatige onderbouwing van de voorkeursvolgorde. De voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater staat per 1 januari 2008 in artikel 10.29a van de Wm. Daarvoor stond het in de wet gemeentelijke watertaken. Hier vindt u de memorie van toelichting bij artikel 10.29a over de voorkeursvolgorde voor de verwijdering van afvalwater: Memorie van toelichting bij de voorkeursvolgorde (pdf, 16 kB).