Lozingsvoorschriften activiteiten met motoren

De activiteiten met motoren, motorvoertuigen- en vaartuigen en andere gemotoriseerde apparaten staan in afdeling 4.6 van het Activiteitenbesluit. De afvalwatervoorschriften van deze afdeling zijn gebundeld in § 4.6.1. De § 4.6.1. heeft betrekking op "overige" onderhoudswerkzaamheden. Het gaat dan om afvalwater van de volgende activiteiten:

  • afleverplaats voor brandstoffen voor vaartuigen,
  • onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen
  • onderhouden en repareren van motoren, motorvoertuigen, ed. (motorrevisie)

Het wassen van motorvoertuigen kan ook worden gezien als een vorm van onderhoud. Dit is alleen op een andere plek in het Activiteitenbesluit geregeld. § 3.3.2. van het Activiteitenbesluit heeft gaat over het wassen van motorvoertuigen of carrosserie onderdelen daarvan.

motorrevisie

Vindplaats

De voorschriften voor het lozen van afvalwater in afdeling 4.6 van het Activiteitenbesluit (AB) staan in § 4.6.1, artikel 4.75. Dit artikel valt uiteen in twee delen:

  1. Lozingsvoorschriften voor afvalwater afkomstig van het reviseren van motoren volgens lid 2 staan in tabel 4.75, en
  2. Voorschriften voor afvalwater afkomstig van de volgende activiteiten:
  • afleverplaats voor brandstoffen voor vaartuigen,
  • onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen
  • onderhouden en repareren van motoren, motorrevisie

De voorschriften richten zich in vooral op het beperken van de olielozing vanaf de bodembeschermende voorziening, waarop men de activiteiten uitvoert. Voor motorrevisie, een vorm van onderhoud, gelden nog aanvullende eisen.

Bijbehorende delen uit de originele nota van toelichting bij het Activiteitenbesluit vindt u hier: nota van toelichting bij lozen van afvalwater bij activiteiten met motoren, (pdf, 12 kB)

Voor deze activiteit heeft men alleen de lozing op het vuilwaterriool geregeld. Voor lozingen in de bodem of in een hemelwaterriool moeten initiatiefnemers een maatwerkvoorschrift op basis van Artikel 2.2 Activiteitenbesluit aanvragen.

Voor een lozing in oppervlaktewater is een Waterwetvergunning nodig. De waterkwaliteitsbeheerder is in dat geval bevoegd gezag. Afhankelijk van de keur kan dit met een reguliere vergunning (korte procedure volgens de Algemene wet bestuursrecht).

De activiteit staat in hoofdstuk 4 van het Activiteitenbesluit. Daarom gelden de voorschriften alleen voor type A/B-bedrijven. Ze gelden niet voor type C bedrijven. Een inrichting type B moet deze activiteit vier weken voor de start melden. Een type C moet hiervoor een vergunning aanvragen of een wijziging aanvragen.

Er kan afvalwater vrijkomen bij deze activiteit. Als type-C bedrijven dit willen lozen, moet het bevoegde gezag deze lozing regelen in de omgevingsvergunning. Dit geldt voor lozen op de riolering en op de bodem. Bij een lozing in het oppervlaktewater is een watervergunning nodig.

BBT

Uitgangspunt is altijd BBT (beste beschikbare techniek): de standaardlozingseis voor oliehoudend afvalwater 20 mg/liter minerale olie in enig steekmonster. Deze hoeveelheid komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping) en/of door het plaatsen van een olie-afscheider.

Aanverwante wetgeving

De inhoud van de olie-afscheider is gevaarlijk afval (EURAL 13.05). Hierop is titel 10.6 Wet milieubeheer (Wm) van toepassing. Dit betekent dat het afval moet worden afgegeven aan een erkende inzamelaar (art. 10.37 Wm) en dat de gegevens hierover moeten worden bewaard (art. 10.38 Wm).

Verboden en voorwaarden

Voor het lozen van afvalwater afkomstig van de activiteit geldt een standaardlozingseis van 20 milligram olie per liter en 300 milligram onopgeloste stoffen per liter, in enig steekmonster. De hoeveelheid van 20 milligram olie per liter komt overeen met één druppel olie in een emmer water. Dit kan alleen bereikt worden door heel schoon te werken (good housekeeping).

Als niet met preventieve maatregelen kan worden voorkomen dat er meer olie in het afvalwater terecht komt, is een olieafscheider en slibvangput nodig. Deze olieafscheider en slibvangput moet voldoen aan NEN-EN 858.

Het is van belang om te weten dat de norm van 20 milligram olie per liter dan niet geldt. Als het afvalwater wordt geleid door een olieafscheider dan geldt altijd de norm van 200 milligram per liter. En dat in enig steekmonster. Oliehoudend afvalwater moet altijd bemonsterd kunnen worden.

Een lozing uit motorrevisiebedrijven op het vuilwaterriool mag alleen als het afvalwater voldoet aan de eisen van tabel 4.75.

De lozingsvoorwaarden voor vuilwaterriool gelden voor het gemeentelijk riool, maar ook voor een particulier stelsel. Daarbij maakt het niet uit of het particuliere stelsel aansluit op het gemeentelijk riool of direct aansluit op een afvalwaterzuiveringsinstallatie (awzi). De lozingsvoorwaarden zijn namelijk bedoeld voor de bescherming van het milieu, de waterzuivering én het rioolstelsel.

Overgangsrecht voor onbepaalde tijd

Het overgangsrecht AB bepaalt dat olie-afscheiders die zijn geplaatst vóór 1-1-2008 en voldoen aan NEN 7089 beschouwd kunnen worden als olie-afscheiders die voldoen aan NEN-EN 858. Dit geldt ook voor olie-afscheiders die zijn geplaatst vóór 1- 3-1997 en voldoende zijn gedimensioneerd.

Controleaspecten

  1. Is er sprake van motorrevisie? Zo ja, dan gelden de aanvullende eisen van tabel 4.75.

Olie-afscheider en slibvangput aanwezig?

In het handboek water is alle informatie over olie-afscheider en slibvangput te vinden. Daar vind u ook informatie over controle aspecten, monstername en informatie over capaciteitsberekeningen en achtergrond informatie over olie-afscheiders en slibvangputten.