Aanvraag van een watervergunning

Het aanvragen van een watervergunning kan via het Omgevingsloket Online (OLO). Ook het aanleveren van meldingen voor verschillende handelingen in het watersysteem kunnen via het OLO. Dit is hetzelfde loket als voor de aanvraag voor een Omgevingsvergunning. Als u een watervergunning aanvraagt, dan kan het bevoegd gezag deze verlenen, wijzigen of weigeren.

Inhoud

Hoe kunt u een aanvraag indienen

Een aanvraag voor een watervergunning kunt u via internet of met een vastgesteld aanvraagformulier indienen. Het via internet aanvragen van een watervergunning kan via het Omgevingsloket Online (OLO). Bedrijven en burgers kunnen een aanvraag ook schriftelijk indienen. Het aanvraagformulier daarvoor kunt u downloaden van het OLO. Het ingevulde (en uitgeprinte) formulier dient men in als aanvraag bij het bevoegd gezag. De initiatiefnemer die een aanvraag indient moet dat schriftelijk doen. (Dit staat in artikel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).)

Het aanvraagformulier biedt de mogelijkheid om in één aanvraag een vergunning voor meerdere activiteiten aan te vragen. Het OLO is één loket waar men zowel een watervergunning als een omgevingsvergunning kan aanvragen. Niet alleen kan men een vergunning aanvragen voor handelingen in het watersysteem (hoofdstuk 6 van de Waterwet). Het is ook mogelijk om de aanvraag uit te breiden met handelingen die vergunningplichtig zijn volgens de Wabo.

Waar kunt u een aanvraag indienen

Officieel vraagt men een watervergunning aan bij het college van burgemeester en wethouders (BenW) van de gemeente waar de handeling in hoofdzaak plaatsvindt (artikel 6.15, lid 1 van de Waterwet). De initiatiefnemer kan de aanvraag ook direct bij een ander bestuursorgaan indienen. Dit kan volgens het beginsel "no wrong door" (artikel 6.15, eerste lid Waterwet). Dat bestuursorgaan stuurt in dit geval een kopie van de aanvraag aan BenW van de gemeente waar de handeling in hoofdzaak plaatsvindt. Deze optie geldt ook voor activiteiten in de grotendeels niet gemeentelijk ingedeelde Noordzee. Een aanvraag wordt dan, via Rijkswaterstaat, rechtstreeks bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat ingediend.

BenW sturen de aanvraag die via het OLO binnen komt door aan het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op de aanvraag. Dit kunnen verschillende (water)beheerders en de provincie zijn. Als er meer dan één bestuursorgaan betrokken is, bepalen de betrokken bestuursorganen samen wie bevoegd gezag is. Dit gebeurt met de zogenoemde 'samenloopregeling' (artikel 6.17 Waterwet). Het bevoegd gezag deelt de aanvrager mede dat het de aanvraag behandeld. Het bevoegd gezag meldt ook welke procedure voor de verlening van de watervergunning geldt (artikel 6.15 Waterwet).

Wat indienen bij de aanvraag

De gegevens die een aanvrager bij de aanvraag moet indienen, zijn verdeeld in 'algemene gegevens' en 'aanvullende gegevens'. Dit staat in paragraaf 6 van hoofdstuk 6 van de Waterregeling. Aanleveren van gegevens hoeft niet als het bevoegd gezag die gegevens al in bezit heeft (artikel 6.23 Waterbesluit).

In artikel 4:2 van de Awb staat dat men de aanvraag moet ondertekenen. Verder bevat een aanvraag tenminste het volgende:

  • naam en adres van de aanvrager
  • een dagtekening
  • de aanduiding van de beschikking die men aanvraagt
  • gegevens en documenten die voor beslissing op de aanvraag nodig zijn

Meer informatie over de gegevens die nodig zijn bij een aanvraag staat op de pagina Indieningsvereisten.

Wie een watervergunning kan aanvragen

Een belanghebbende kan een aanvraag voor een watervergunning indienen (artikel 1.3, lid 3 Awb). Een belanghebbende is degene van wie het belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken. Een aanvrager is belanghebbende, behalve als aannemelijk is dat men de activiteit waarvoor de vergunning aanvraagt niet kan uitvoeren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde hierover. Bijvoorbeeld in de uitspraken van 17 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:375) en eerder van 28 oktober 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK1371).

Voor een bestuursorgaan is niet belangrijk wie de aanvrager is. Voor het indienen van een aanvraag is het niet nodig dat er een rechtsverhouding is tussen de aanvrager en de eigenaar van het perceel waarop de activiteit plaatsvindt. Dit is zo, omdat de Awb bij de mogelijkheden van toezicht ook de opdrachtgever betrekt. Als er iets verkeerd gaat, kan het bestuursorgaan de opdrachtgever aanspreken (artikel 5:1 Awb).

De Waterwet gaat, net als de Wabo, uit van een zaakgebonden vergunning. Dit betekent dat een verleende watervergunning ook geldt voor de rechtsopvolgers van de vergunninghouder (artikel 6.24 Waterwet). De vergunning zal dus overgaan zodra de aannemer het werk heeft voltooid en overgedragen aan de opdrachtgever. De vergunninghouder moet hier wel melding van doen aan het waterschap (artikel 6.24 lid 2 Waterwet). Wil het waterschap vooraf wil weten wie de opdrachtgever is? Dan kan het waterschap daarover een voorschrift verbinden aan de watervergunning.

Vormen van aanvragen

Naast de aanvraag voor een nieuwe vergunning kunnen belanghebbenden een aanvraag indienen bij het bevoegd gezag voor:

  • een wijziging van een bestaande vergunning
  • een revisievergunning, of
  • het intrekken van de vergunning

Wijziging van een bestaande vergunning

Als iemand zijn activiteiten verandert of uitbreidt waarbij ook de activiteiten met water verandert, moet de vergunninghouder zijn bestaande vergunning wijzigen. In het OLO kan men deze aanvraag indienen door aan te geven dat het om wijziging van een bestaande vergunning gaat.

Milieu neutrale wijziging

Soms zijn veranderingen van de activiteiten zodanig dat deze afwijken van de aanvraag, maar zijn er geen grotere gevolgen voor het oppervlaktewater. In dat geval kan de vergunninghouder een melding indienen. De aanvrager moet in de melding duidelijk maken dat de gevolgen voor het oppervlaktewater niet groter zijn. Het bevoegd gezag beoordeelt of de melding voldoende is of dat men alsnog een wijziging van de vergunning moet aanvragen.

Revisievergunning

Uitgangspunt van de Waterwet is het verlenen van één integrale watervergunning. Het doel is ook om de watervergunningen die uit het overgangsrecht zijn ontstaan binnen afzienbare tijd ook in één integrale watervergunning om te zetten. Dit staat bekend als een 'revisievergunning' (artikel 6.18 Waterwet). Daarvoor kan het bevoegd gezag de vergunninghouder verplichten een nieuwe watervergunning aan te vragen. Dit moet voor alle handelingen die behoren tot een samenstel. Ook als de vergunninghouder zelf een wijziging van zijn vergunning aanvraagt kan het bevoegd gezag dit verplicht stellen. De vergunningverlener kan ook ambtshalve een integrale watervergunning verlenen (art. 6.19 lid 1 Waterwet).

Intrekken van een watervergunning

Als de vergunninghouder zijn activiteiten definitief stopt kan hij vragen om zijn watervergunning in te trekken. Voorwaarde hierbij is wel dat de vergunninghouder de lozing echt definitief stopt en er geen mogelijkheid meer bestaat deze te hervatten. Bijvoorbeeld door ontmanteling van de installatie. Dit moet de aanvrager duidelijk omschrijven in zijn verzoek. Ook als sprake is van overgangsrecht naar bijvoorbeeld algemene regels kan de vergunninghouder vragen de vergunning in te trekken. Voorwaarde hierbij is dat de lozing al volledig aan de nieuwe regels voldoet.