Algemeen overgangsrecht

In paragraaf 6.1 van het Activiteitenbesluit (Abm) zijn overgangsbepalingen opgenomen voor gevallen waarin vroeger vergunningvoorschriften golden voor een bepaalde activiteit die nu door het Activiteitenbesluit wordt geregeld. Daarnaast zijn overgangsbepalingen opgenomen voor inrichtingen die onder één van de 8.40-AMvB's vielen en waarvoor nadere eisen zijn opgelegd.

Lozingen

Er is ook specifiek overgangsrecht voor lozingen die eerder in de Wvo-vergunning, Watervergunning of lozingenbesluiten geregeld waren. Informatie hierover staat in het Handboek Water.

Het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit valt onder te verdelen in:

Bedrijven die vroeger een vergunning hadden en nu type A of B zijn

Het algemene overgangsrecht regelt de overgangssituatie voor de bedrijven die volledig onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen door:

  • een wijziging van het Besluit omgevingsrecht, of
  • een structurele verandering van activiteiten bij het bedrijf zelf, waardoor er geen activiteiten meer plaatsvinden waarvoor een omgevingsvergunning milieu nodig is.

Bedrijven die korter dan 3 jaar geleden volledig onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen en daarvoor vergunningplichtig waren

  • Wat er gebeurt met de omgevingsvergunning milieu hangt er van of hoe het bedrijf type A of B is geworden. Wanneer de oorzaak een wijziging van het Besluit omgevingsrecht is, vervalt de vergunning van rechtswege. Is het bedrijf door een wijziging van activiteiten type A of B geworden, dan blijft de vergunning in stand. Een uitgebreide uitleg hierover vind u in ons vraag en antwoord.
  • Als een bedrijf tijdens een lopende vergunningprocedure volledig onder het Activiteitenbesluit is komen te vallen, dan hoeft het bedrijf geen melding Activiteitenbesluit te doen. De vergunningaanvraag wordt dan als melding aangemerkt. Er hoeft dus geen besluit meer genomen te worden op de aanvraag (artikel 6.4 lid 3 Abm).
  • Vergunningvoorschriften voor een bepaald aspect blijven 3 jaar na het vervallen van de vergunning gelden als maatwerkvoorschrift, mits hiervoor maatwerk mogelijk is in het Activiteitenbesluit (artikel 6.1 lid 1 Abm).
  • Als maatwerk mogelijk is en het vergunningvoorschrift alleen goed te begrijpen is in combinatie met gegevens uit de aanvraag, dan gaan deze gegevens ook mee als maatwerkvoorschrift. Dit geldt ook als de aanvraag geen onderdeel was van de vergunning (artikel 6.1, lid 5 Abm).
  • Alleen de voorschriften van een vergunning die in werking en onherroepelijk was kunnen overgaan als maatwerkvoorschrift.
  • Als maatwerk niet mogelijk is en de eisen in het Activiteitenbesluit zijn strenger, dan gelden de vergunningvoorschriften nog 6 maanden na het vervallen van de vergunning als maatwerkvoorschrift. Daarna gelden de eisen uit het Activiteitenbesluit (artikel 6.1 lid 4 Abm).
  • Als maatwerk niet mogelijk is en de eisen in het Activiteitenbesluit zijn soepeler, dan gelden de eisen uit het Activiteitenbesluit vanaf het moment dat het bedrijf volledig onder het Activiteitenbesluit valt.

Bedrijven die langer dan 3 jaar geleden volledig onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen en daarvoor vergunningplichtig waren

  • De omgevingsvergunning milieu van bedrijven is automatisch vervallen op het moment dat ze door een wijziging van het Besluit omgevingsrecht volledig onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen.
  • De vergunningvoorschriften voor een bepaald aspect gelden niet meer automatisch als maatwerkvoorschrift.
  • Als in het Activiteitenbesluit voor een bepaald aspect maatwerk mogelijk is, dan kan het bevoegd gezag de eisen uit de vergunning hebben opgenomen in een nieuw maatwerkvoorschrift. Het opstellen van een maatwerkvoorschrift is een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.
  • Als in het Activiteitenbesluit voor een bepaald aspect geen maatwerk mogelijk is, dan gelden de eisen uit het Activiteitenbesluit, ongeacht of ze strenger of soepeler zijn.

Bedrijven die nu type C zijn

Bij inrichtingen type C kunnen voor bepaalde activiteiten delen van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn geworden door:

  • Een wijziging van het Activiteitenbesluit zonder dat de vergunningplicht voor het hele bedrijf vervalt.
    Dit geldt met name voor wijzigingen in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Bijvoorbeeld door de invoeging van § 3.1.4a. Op 1 januari 2011 is deze activiteit ook van toepassing geworden op RWZI's die nog een omgevingsvergunning milieu nodig hebben vanwege slibvergisting.
  • Een wijziging van de activiteiten bij het bedrijf. Bijvoorbeeld de opslag van agrarische bedrijfsstoffen bij een IPPC-bedrijf wordt groter dan 3 kubieke meter, waardoor § 3.4.5 van toepassing wordt.

Voor het overgangsrecht is bepalend of het korter of langer dan 3 jaar geleden is dat het Activiteitenbesluit voor een bepaalde activiteit is gaan gelden.

Activiteiten waarvoor korter dan 3 jaar geleden het Activiteitenbesluit is gaan gelden en die daarvoor in de vergunning geregeld waren

  • Als tijdens een lopende vergunningprocedure het Activiteitenbesluit is gaan gelden voor bepaalde activiteiten in de vergunningaanvraag, dan hoeft het bedrijf geen melding Activiteitenbesluit te doen. Alle vereiste meldinggegevens heeft het bedrijf al aangeleverd bij de vergunningaanvraag.
  • Vergunningvoorschriften voor een bepaald aspect blijven 3 jaar na het toepassing worden van het Activiteitenbesluit op de betreffende activiteit gelden als maatwerkvoorschrift, mits hiervoor maatwerk mogelijk is in het Activiteitenbesluit (artikel 6.1 lid 1 Abm).
  • Als maatwerk mogelijk is en het vergunningvoorschrift alleen goed te begrijpen is in combinatie met gegevens uit de aanvraag, dan gaan deze gegevens ook mee als maatwerkvoorschrift. Dit geldt ook als de aanvraag geen onderdeel was van de vergunning (artikel 6.1, lid 5 Abm).
  • Alleen de voorschriften van een vergunning die in werking en onherroepelijk was kunnen overgaan als maatwerkvoorschrift.
  • Als maatwerk voor een bepaald aspect niet mogelijk is en de eisen in het Activiteitenbesluit zijn strenger, dan gelden de vergunningvoorschriften nog 6 maanden na het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit op die activiteit als maatwerkvoorschrift. Daarna gelden de eisen uit het Activiteitenbesluit (artikel 6.1 lid 4 Abm).
  • Als maatwerk voor een bepaald aspect niet mogelijk is en de eisen in het Activiteitenbesluit zijn soepeler, dan gelden de eisen uit het Activiteitenbesluit vanaf het moment dat het Activiteitenbesluit van toepassing wordt op die activiteit.

Activiteiten waarvoor langer dan 3 jaar geleden het Activiteitenbesluit is gaan gelden en die daarvoor in de vergunning geregeld waren

  • De vergunningvoorschriften voor een bepaald aspect gelden voor deze activiteiten niet meer automatisch als maatwerkvoorschrift.
  • Als in het Activiteitenbesluit voor een bepaald aspect maatwerk mogelijk is, dan kan het bevoegd gezag de eisen uit de vergunning hebben opgenomen in een nieuw maatwerkvoorschrift. Het opstellen van een maatwerkvoorschrift is een besluit waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

Als in het Activiteitenbesluit voor een bepaald aspect geen maatwerk mogelijk is, dan gelden de eisen uit het Activiteitenbesluit, ongeacht of ze strenger of soepeler zijn.

Bedrijven die volledig onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen en daarvoor onder een inmiddels vervallen AMvB (artikel 8.40-besluit) vielen

  • Nadere eisen en maatwerkvoorschriften die op basis van de vervallen AMvB zijn genomen blijven zonder tijdslimiet gelden, mits hiervoor maatwerk mogelijk is vanuit het Activiteitenbesluit (artikel 6.1 lid 2 en 3 Abm).
  • Wanneer nadere eisen iets reguleerden waarvoor onder het Activiteitenbesluit géén maatwerk mogelijk is, dan gelden de eisen van het Activiteitenbesluit.
  • Het gaat om de AMvB's genoemd in artikel 6.43 van het Activiteitenbesluit.

Overgangsrecht water

Er is ook specifiek overgangsrecht voor lozingen die eerder in de Wvo-vergunning, Watervergunning of lozingenbesluiten geregeld waren. Informatie hierover staat in het Handboek Water.


Drie soorten overgangsrecht

Het Activiteitenbesluit en de -regeling kennen drie soorten overgangsrecht.

De twee laatstgenoemde soorten overgangsrecht staan in het besluit bij de desbetreffende paragrafen in hoofdstuk 2 tot en met 5.