Toestemming Afwijken van bestemmingsplan en luchtkwaliteit

Artikel 2.1 lid 1, sub c, Wabo geeft aan dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan, exploitatieplan, beheersverordening, een inpassingsplan of een voorbereidingsbesluit.

Als het bij een aanvraag gaat om een activiteit (als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, sub c), kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend op basis van artikel 2.12 in een aantal gevallen. De belangrijkste, in relatie tot luchtkwaliteit, zijn:

Algemeen

Bij een project dat effect heeft op de luchtkwaliteit moet aannemelijk worden gemaakt dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet (art. 5.16, lid 1 Wm):

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
  • een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Als besluiten volgens artikel 5.16, eerste lid, van de Wm niet beoordeeld hoeven te worden, blijft het beginsel van een goede ruimtelijke ordening van toepassing voor alle ruimtelijke ontwikkelingen.

Afwegingskader

Bij de verschillende ruimtelijke toestemmingen van de Wabo speelt ook milieu een rol in de afweging. Hier vindt u een schematisch overzicht van het afwegingskaders voor het aspecten luchtkwaliteit. Zie ook de afwegingskaders voor geluid en externe veiligheid. Dit afwegingskader is onder andere verwoord in artikel 5.16, lid 2 onder g.

Afwegingskader
Effect project
op
luchtkwaliteit
Verandering
omstandigheden
ontvanger

Binnenplans afwijken

Beoordeling al bij bestemmingsplan Beoordeling al bij bestemmingsplan

Afwijken bij AMvB
aangewezen gevallen

(Bijlage II, artikel 4, lid 1 t/m 8 en lid 10 Bor)

Geen toetsing Goede RO
Art. 2 Besluit
gevoelige
bestemmingen1

Afwijken bij AMvB
aangewezen gevallen

-wijziging gebruik gebouwen (Bijlage II, artikel 4, lid 9, Bor)

-tijdelijk afwijken (Bijlage II, artikel 4, lid 11, Bor)

Art. 5.16 Wm (art. 2.8 Bor) Goede RO
Art. 2 Besluit
gevoelige
bestemmingen1

Buitenplans afwijken

Art. 5.16 Wm Goede RO
Art. 2 Besluit
gevoelige
bestemmingen1

1 Het Besluit gevoelige bestemmingen is van toepassing op scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen bij rijks- en provinciale wegen.

Binnenplanse afwijking

In een bestemmingsplan kan staan dat via een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het bestemmingsplan (art. 3.6 lid 1 onder c Wro). Een bevoegdheid voor een binnenplanse afwijking (artikel 2.12, lid 1 onder a onder 1o Wabo) kan bijvoorbeeld gericht zijn op het vergroten/aanpassen van het bouwvlak, het vergroten van de bouwhoogte of een toename bebouwingpercentage. Deze mogelijkheid tot afwijken van de regels kan niet zover gaan dat de bestemming wordt gewijzigd.

Wet milieubeheer, titel 5.2 / goede ruimtelijke ordening
Titel 5.2 Wet milieubeheer is niet van toepassing bij binnenplanse mogelijkheid tot afwijken van een bestemmingsplan. In artikel 3.16, lid 2 onder g, onder 3o Wm is deze afwijking namelijk niet genoemd. Bij een omgevingsvergunning waarbij gebruik wordt gemaakt van deze afwijking, hoeft om die reden niet getoetst te worden aan grenswaarden van de Wm. Eventuele gevolgen voor de luchtkwaliteit van de mogelijkheid tot het binnenplans afwijken moeten bij het moederplan worden beschouwd.

Afwijken bij AMvB aangewezen gevallen

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan worden verleend bij AMvB aangewezen gevallen (art. 2.12 lid 1 sub a onder 2° Wabo). Deze gevallen zijn aangegeven in Bijlage II, artikel 4 van het Bor. Deze omvatten de oude kruimellijst en het tijdelijk afwijken (maximaal 10 jaar) van het bestemmingsplan.

Wet milieubeheer, titel 5.2 / goede ruimtelijke ordening
Titel 5.2 Wet milieubeheer is van toepassing op de gevallen die zijn aangewezen in artikel 4, lid 9 en 11 van Bijlage II Bor (artikel 2.8 Bor). Hiermee is bepaald dat een wijziging van het gebruik van gebouwen (artikel 4, lid 9) relevante consequenties kan hebben voor de luchtkwaliteit. Dit geldt ook als er sprake is van een tijdelijke afwijking (artikel 4, lid 11). Bij een omgevingsvergunning waarbij gebruik wordt gemaakt van deze afwijking, moeten de grenswaarden uit de Wm in acht te worden genomen.

Voor de andere aangewezen gevallen (artikel 4, lid 1 tot en met 8 en 10) geldt het beginsel van een goede ruimtelijke ordening.

Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Dit besluit (en een goede ruimtelijke ordening) is van toepassing als de afwijking bij AMvB aangewezen gevallen (alle gevallen) betrekking heeft op de bestemmingen scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

Buitenplans afwijken

Voor het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning worden verleend. Maar wel op voorwaarde dat in een ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening én de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat kan een omgevingsvergunning op basis van art. 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo afgegeven worden.

Wet milieubeheer, titel 5.2 / goede ruimtelijke ordening
Titel 5.2 Wet milieubeheer is van toepassing bij buitenplanse afwijking. Bij een omgevingsvergunning waarbij gebruik wordt gemaakt van deze buitenplanse afwijking, moeten de grenswaarden uit de Wm in acht te worden genomen.

Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de vestiging van ‘gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Dit besluit (en een goede ruimtelijke ordening) is van toepassing als de buitenplanse afwijking betrekking heeft op de bestemmingen scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.