Veiligheidsvoorschriften voor het vullen van gasflessen met propaan of butaan

De grenzen voor de vergunningplicht voor vullen van gasflessen met propaan of butaan staan in de volgende tabel:

Grenzen vergunningsplicht

Activiteit Bor Bijlage I Type C/vergunningplicht
Vullen van gasflessen C Categorie 2.7-n

Het vullen van gasflessen, met uitzondering van het vullen van:

  • gasflessen met propaan of butaan vanuit een gasfles van maximaal 150 liter van gasflessen met een inhoud kleiner dan 12 liter
  • gasflessen met verstikkende gassen
  • gasflessen met perslucht
  • een gasfles met een inhoud van maximaal 2 liter zuurstof vanuit een concentrator
  • gasflessen met een inhoud van maximaal 3 liter en met een druk van maximaal 1,6 bar, met diep gekoelde vloeibare zuurstof vanuit een gasfles met een inhoud van maximaal 60 liter met een druk van maximaal 1,6 bar

De algemene regels voor het vullen van gasflessen met propaan of butaan staan in:

  • Activiteitenbesluit: § 3.4.8, artikel 3.54a en 3.54b
  • Activiteitenregeling: § 3.4.8, artikel 3.71a

Het Activiteitenbesluit geldt voor vullen van gasflessen met propaan of butaan:

  • met een inhoud van maximaal 12 liter
  • vanuit een gasfles van maximaal 150 liter

Voor het vullen van gasflessen met perslucht, stikstof of koolzuurgas gelden geen specifieke eisen.

Maximaal 300 liter gassen op de vulplaats

Bij het vullen van gasflessen mag maximaal 300 liter aan gassen in gasflessen aanwezig zijn in de vulplaats. Ergens anders binnen het bedrijf mogen meer gasflessen aanwezig zijn. Voor de gasflessen, die niet op de vulplaats staan, geldt paragraaf 4.1.1. De (niet vergunningplichtige) opslag van gasflessen voldoet aan de in artikel 4.4a van de Activiteitenregeling genoemde voorschriften van de PGS 15, Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen.

PGS 23

Vullen gasfles van maximaal 5 liter vanuit een gasfles van maximaal 30 liter (type I)

Voldoet aan de volgende voorschriften van de PGS 23:

  • 4.1.3: vulplaats in de open lucht of in een ruimte met voldoende ventilatie
  • 4.1.4: vulplaats niet in een verdiept gedeelte van het terrein
  • 4.1.5: onder de vulplaats geen ruimte
  • 4.1.6: vulplaats niet onder verdiepingen en geen directe verbinding met andere besloten ruimte
  • 4.1.7: alle onderdelen van de vulinstallatie zijn bovengronds
  • 4.1.9: poederblustoestel met een blusequivalent van 6 kg poeder
  • 4.1.11: defecte flessen op een veilige plaats afblazen (buiten de vulplaats, op minimaal 15 m van ontstekingsbronnen, in de open lucht)

Het vullen van gasflessen gebeurt op ten minste 5 meter van de erfgrens en op ten minste 15 meter van open vuur.

Vullen gasfles van maximaal 12 liter vanuit een gasfles van maximaal 150 liter (type II)

Voldoet aan de volgende onderdelen van de PGS 23:

  • 3.3.3: de installatie is ten minste één maal per kalenderjaar gecontroleerd
  • paragraaf 3.5
  • paragrafen 4.1.3 tot en met 4.2.3
  • paragraaf 4.3

Volgens de Activiteitenregeling is het mogelijk om een specifieke situatie bij maatwerk te regelen.