Wat is de juridische status van de Beleidslijn IPPC?

Vraag

Heeft de Beleidslijn omgevingstoetsing IPPC-Richtlijn een wettelijke status?

Antwoord

Ja, de Beleidslijn staat in de tabel 2 van bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht. Dat betekent dat het bevoegd gezag hiermee rekening moet houden bij het verlenen van de omgevingsvergunning milieu. Dit geldt eigenlijk zowel voor IPPC-bedrijven als voor andere bedrijven. Maar de Beleidslijn gaat alleen over IPPC-bedrijven, dus in de praktijk heeft hij ook alleen betekenis voor IPPC-bedrijven.

De beleidslijn is een leidraad voor het bevoegd gezag en veehouders. Hiermee kunnen ze invulling geven aan ‘de technische kenmerken en de geografische ligging van de inrichting evenals de lokale milieusituatie’ (artikel 3 lid 3 Wet ammoniak en veehouderij).

De IPPC-richtlijn is opgegaan in de RIE-richtlijn. Het bevoegd gezag motiveert met de beleidslijn waarom ze (geen) verdergaande technieken eist. De beleidslijn geeft een algemene benadering en dekt niet alle situaties af.

De Beleidslijn IPPC omgevingstoets maakt gebruik van de emissiefactoren en maximale emissiewaarden. Vanaf 1 augustus 2015 gelden andere emissiefactoren (door wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij) en zijn de maximale emissiewaarden aangepast (met het Besluit emissiearme huisvesting). De getallen die gebruikt worden in de Beleidslijn moeten daarom iets omgerekend worden.

Jurisprudentie

In de uitspraak 200800463/1 van 18 maart 2009 (Venray) keurt de rechter een vergunning met strengere eisen dan de beleidslijn goed. Het gaat om de 5.000 en 10.000 kg methode. In dit geval was terecht voor de hele uitbreiding BBT+ geëist - en niet alleen voor het deel van de uitbreiding waardoor de emissie van de totale veehouderij boven de 5.000 kg uitkomt.

In de uitspraak 200907893/1/M2 van 1 september 2010 (Aa en Hunze) heeft de gemeente geen strengere emissie-eisen gesteld met de beleidslijn. De Afdeling ging hierin mee. De realisatie van het bedrijf was gekoppeld aan de sluiting van een ander bedrijf van vergunninghouder, dat een ammoniakdepositie van meer dan 200 mol op hetzelfde natuurgebied veroorzaakte. De ammoniakdepositie was relatief laat, ook gezien de kritische achtergronddepositie *1300 mol). Het ging om een verhoging van depositie van minder dan 1% van de kritische depositiewaarde. De reductie was van 71% ten opzichte van traditionele stallen. Deze reductie is hoger dan met toepassing van de beste bestaande technieken kan worden bereikt en voldoet ruimschoots aan de norm van 65% die de beleidslijn stelt bij een emissie van 5.000 kg tot 10.000 kg.