Hoe pas ik de Beleidslijn IPPC toe bij een vervolgvergunning na toepassing in een eerdere vergunning?

Vraag

Hoe moet ik omgaan met een vervolgvergunning, waar ik de Beleidslijn voor de tweede keer moet toepassen?

Antwoord

De Beleidslijn IPPC omgevingstoetsing gaat niet specifiek in op de situatie van een vervolgvergunning. Uitgangspunt is dat een vervolgvergunning altijd moet voortbouwen op de voorgaande vergunning.

Wanneer in vergunning A een motivering staat om strengere eisen toe te passen (bijvoorbeeld vanwege hoge achtergrondconcentratie of ligging tot natuurgebied), moet vergunning B daarop verder gaan. Dit betekent dat de vergunning B ook strengere eisen moet bevatten.

Andersom geldt dit ook: wanneer er in vergunning A gemotiveerd staat dat er, ondanks de hoge emissie, geen strengere eisen nodig zijn, dan moet vergunning B rekening houden met deze motivering.

Er moeten goede redenen zijn, bijvoorbeeld een verandering van de omgeving, om een andere lijn in te zetten.

Berekening

Als u de Beleidslijn voor de eerste keer toepast, bepaalt u bij de berekening wat Vergund x BBT is. Lees meer over deze berekening bij Strengere emissiewaarden met Beleidslijn IPPC.

Bij de berekening van een vervolgvergunning moet u rekening houden de eerder geëiste BBT+ en BBT++. Vergund x BBT is dan niet meer het uitgangspunt, maar Vergund x BBT/BBT+ en een eventuele BBT++. Dit heeft u uitgerekend bij de toetsing van de eerder verleende vergunning.

Twee voorbeelden

1) Een veehouder heeft een vergunning waar de Beleidslijn is toegepast. In die vergunning mag hij, volgens de Beleidslijn, bij de aangevraagde hoeveelheid dieren niet boven de 12.000 kg uitkomen. Zijn feitelijke emissie bij de aangevraagde hoeveelheid dieren is 11.000 kg, dus werd in die vergunning voldaan aan de beleidslijn. Nu vraagt hij een nieuwe vergunning aan met daarin een uitbreiding in dieren, namelijk 1.000 extra vleesvarkens. Voor de berekening geldt dan:

  • 12.000 kg + (uitbreiding x BBT++)
  • 12.000 kg + (1.000 x 0,53 kg) = 12.530 kg. De nieuwe aanvraag mag niet boven de 12.530 kg ammoniak uitkomen.

2) Een veehouder heeft een vergunning waar de Beleidslijn is toegepast. In die vergunning is berekend dat hij bij de aangevraagde hoeveelheid dieren niet boven de 6.000 kg uit mag komen. Zijn feitelijke emissie is 5.800 kg, dus er werd voldaan aan de Beleidslijn. Nu vraagt hij een nieuwe vergunning aan waarin hij andere stalsystemen toepast, zónder uit te breiden in dieren. De aanvraag zónder uitbreiding moet onder de 6.000 kg blijven.

NB In deze rekensom is geen rekening gehouden met de wijziging in de emissiewaarden. Vanaf 1 augustus 2015 gelden andere emissiefactoren (door wijziging van de Regeling ammoniak en veehouderij) en zijn de maximale emissiewaarden aangepast (met het Besluit emissiearme huisvesting). Ook de getallen die gebruikt worden in de Beleidslijn moeten daarom iets omgerekend worden.