Wat was BBT opslag van pluimveemest (als nageschakelde techniek) onder voormalige Besluit huisvesting?

Vraag

Welke vormen van opslag van pluimveemest (als nageschakelde technieken) waren de Beste Beschikbare Technieken (BBT) onder het voormalige Besluit huisvesting?

Antwoord

Dit antwoord gaat over het voormalige Besluit huisvesting, dat op 1 augustus 2015 is vervangen door het Besluit emissiearme huisvesting.

Onder het voormalige Besluit huisvesting waren om te beginnen die vormen van mestopslag waarbij luchtwassers aanwezig waren BBT. Namelijk E 6.5, E.6.6 en E 6.7 van de Rav van vóór 1 juli 2015. In de praktijk komen deze maar weinig voor.

Meestal zit er geen luchtwasser op de mestopslag. Dan viel de opslag onder E 6.100 van de Rav van vóór 1 juli 2015: 'overige opslag van mest'. Zulke opslag was alleen BBT, als de opslag gesloten was. In de BREF intensieve veehouderijen staat dat de opslag van gedroogde kippenmest in een loods BBT is. De loods moet een ondoorlatende vloer en voldoende ventilatie hebben. In de beschrijving staat verder nog vermeld dat het gaat om een gesloten constructie met ventilatieopeningen en een deur voor transport. Hieruit volgt dat alle open opslag van kippenmest bij IPPC-bedrijven niet BBT is.

Bij diverse stalsystemen voor kippen verwijdert de veehouder de mest regelmatig uit het stalsysteem. In veel gevallen was eindnoot 6 van Rav dan van toepassing. Deze eindnoot zegt dat wanneer de bij directe verwijdering van mest van het bedrijf of opslag van maximaal 2 weken in een afgedekte container, de emissiefactor van het stalsysteem gold. Verbleef de mest langer dan 2 weken op het bedrijf of vond de opslag tijdens die 2 weken niet plaats in een afgedekte container, dan moest de emissiefactor van de nageschakelde techniek bij de emissiefactor van het stalsysteem worden opgeteld.

In de Rav van vóór 1 juli 2015 was voor de opslag van mest zonder luchtwassysteem maar één factor opgenomen, die van overige opslag van mest (E 6.100). Omdat andere wijzen van opslag zonder luchtwasser ontbraken, vielen alle opslagen van mest zonder luchtwasser hieronder, zowel open als gesloten.

Daarom moest u voor de gesloten opslag zonder luchtwasser rekenen met de factor van E 6.100 Rav, namelijk 0,030/0,050 kg NH3 per dierplaats per jaar. Omdat een gesloten loods wel BBT was, was deze factor van 0,030/0,050 ook BBT en werd dan als zodanig meegenomen in eventuele berekeningen voor omgevingsvergunning in het kader van de Beleidslijn IPPC. De maximale emissiewaarde uit het Besluit huisvesting (0,015) hoefde u in het kader van de Beleidslijn IPPC niet toe te passen.

Het voormalige Besluit huisvesting gaf een maximale emissiewaarde voor de opslag van pluimveemest.