Voor verzuring gevoelige gebieden Iav en Uav

berm langs een wei met pinksterbloemen

De Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij (Uav) bij de Interimwet ammoniak en veehouderij (Iav) regelde welke gebieden voor verzuring gevoelig waren. De Iav beschermde deze gebieden.

De Wet ammoniak en veehouderij en het Activiteitenbesluit grijpen terug op deze gebieden.

Bosgebieden in het buitenland

Gebieden in het buitenland vielen niet onder de bescherming van de Uav en Iav:

ABRvS d.d. 15 januari 1996, nr. E03.95.002 (Groesbeek) (AB 1996, 333)
"..Gelet op het stelsel van de Interimwet en de Uitvoeringsregeling is de Afdeling van oordeel dat een natuurgebied buiten Nederland niet als een voor "verzuring gevoelig gebied" in de zin van de Interimwet kan worden aangemerkt.."

Aanwijzingscriteria

De criteria waaraan een gebied moest voldoen, waren niet altijd even duidelijk:

ABRvS d.d. 12 juni 1997, nr. E03.95.1274 (Sas van Gent) (Nieuwsbrief StAB 97-60)
"..Dienaangaande overweegt de afdeling dat de bovenste 80 cm van de bodem in de regel bepalend is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een voor verzuring gevoelig gebied..."

ABRvS d.d. 19 november 1998, nr. E03.97.0689 (Ambt Delden)
"..De omstandigheid dat twee bospercelen van elkaar worden gescheiden door een zandweg, die inclusief de bermen ongeveer 10 meter breed is, betekent in dit geval niet dat niet meer kan worden gesproken van hetzelfde bosgebied. De scheiding van de gebieden door de zandweg is niet van een zodanige aard en omvang dat daardoor twee bossen ontstaan. Het desbetreffende gebied moet als één bos worden beschouwd..."

ABRvS d.d. 3 november 1998, nr. E03.97.0669 (Voorst)
".. De stelling dat een bos met een oppervlakte van ten minste 5 ha ook van rechtswege beschermd is, wanneer het gedeelte dat op voor verzuring gevoelige grond ligt minder dan 5 ha bedraagt, berust op een onjuiste interpretatie van artikel 2, lid 1, van de Uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij. Behoudens de in artikel 2, lid 2, genoemde uitzondering wordt enkel bescherming geboden aan bosgebieden en andere landschapselementen voor zover deze zijn gelegen op voor verzuring gevoelige grond.."

Schraalland

Bj zogenaamde schraallanden is het vaak moeilijk te bepalen of het een voor verzuring gevoelig gebied was. Er was geen duidelijke definitie van schraalland. Schraarlland moest veder ook beschermd worden als het niet op voor verzuring gevoelige bodem lag.

ABRvS d.d. 14 december 1998, nr. E03.96.1111 (agriselect 1, maart 1999, nr. 4.4)
".. de omstandigheid dat het gebied niet is aangegeven op de signaleringskaart richtlijn Ammoniak en Veehouderij 1991 betekent niet dat dit gebied geen schraalland kan zijn. Die kaart is bedoeld als hulpmiddel en geeft niet altijd de actuele situatie weer."

ABRvS d.d. 19 december 1997, nr. E03.96.0346 (Kerkwijk) en ABRvS d.d. 14 december 1998, nr. E04.96.1111 (Zevenaar)
" .. Naar het oordeel van de Afdeling is echter niet genoegzaam aannemelijk, dat het betreffende gebied kon worden aangemerkt als schraalland. Weliswaar komt binnen het gebied mogelijk graslanden voor met een vegetatiesamenstelling die ze in potentie als schraalland kenmerkt, en is het beheer er op gericht deze eigenschappen te beschermen, doch een en ander vormt onvoldoende grond om er van uit te gaan, dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit sprake was van een schraalland in de zin van de Uav.."

Convenant

Voor verzuring gevoelige gebieden verloren hun voor verzuring gevoelige status, als er convenant was voor de instandhouding en ontwikkeling van het gebied. Zo'n convenant mocht niet dergelijk inhouden dat een gebied voor het ene bedrijf wel voor verzuring gevoelig was en voor het andere niet.

Vz. ABRvS d.d. 11 mei 1999, nr. F03.99.0071 (Borger-Odoorn)
"..Verzoeker meent dat in bepaling 2 van het Convenant ten onrechte onderscheid wordt gemaakt tussen rundveebedrijven en intensieve veehouderijen, omdat het naar zijn mening voor de ammoniakdepositie niet uitmaakt door welke dieren deze wordt veroorzaakt. Hij meent dat die bepaling onverbindend is. De Voorzitter acht het niet uitgesloten dat een onderscheid als in bepaling 2 van het Convenant is gemaakt, zich niet verdraagt met de uitgangspunten van de Interimwet en de Uitvoeringsregeling.."