Wanneer was een stal bestaand en wanneer nieuw bij intern salderen onder het 'oude' Besluit huisvesting?

Vraag

Wanneer was een bestaande stal (een stal die op 1 januari 2007 al in de veehouderij aanwezig was) bij intern salderen 'nieuw' onder het voormalige Besluit huisvesting? Deze stal moest dan zelf aan de maximale emissiewaarden van het voormalige Besluit huisvesting voldoen.

Antwoord

Een bestaande stal gold als nieuw, als de veehouder in die bestaande stal een ander huisvestingssysteem toepaste dan op 1 januari 2007 in die stal aanwezig was.

Een huisvestingssysteem dat op 1 januari 2007 nog niet in de veehouderij aanwezig was,moest afzonderlijk aan de maximale emissiewaarden van het voormalige Besluit huisvesting voldoen (artikel 3 lid 3 van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav)). Dit hield dus in: nieuw gebouwde stallen mochten niet traditioneel gebouwd worden, maar moesten direct voldoen.

Een veehouder kon eerder gebouwde stallen compenseren door intern salderen. Maar wat als hij in zo'n bestaande stal op een later moment dieren van een andere diercategorie ging huisvesten? In dat geval ontstond een ander huisvestingssysteem - het was op 1 januari 2007 nog niet in de veehouderij aanwezig. Het begrip huisvestingssysteem was namelijk gekoppeld aan het begrip diercategorie uit de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Dat volgde uit de definitie van huisvestingssysteem in artikel 1 lid 1 Wav: "een gedeelte van een dierenverblijf waarin dieren van één diercategorie op dezelfde wijze worden gehouden".

Samengevat: een (deel van) een bestaande stal, waarin ná 1 januari 2007 dieren van een andere diercategorie werden gehuisvest, moest na die wijziging voldoen aan de maximale emissiewaarden. De veehouder kon deze stal niet compenseren met intern salderen.

Het voormalige Besluit huisvesting is per 1 augustus 2015 vervangen door het Besluit emissiearme huisvesting (pdf, 552 kB), waarin ook een regeling over intern salderen staat.

Jurisprudentie over intern salderen onder het voormalige Besluit huisvesting

ABRvS, 201305232/1/A4, 21 mei 2014, Boxtel betrof een varkenshouderij. Een stal met 484 vleesvarkens met een traditioneel huisvestingssysteem voldeed niet afzonderlijk aan de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Dit huisvestingssysteem was op 1 januari 2007 in de veehouderij aanwezig. Interne saldering op deze stal mocht daarom.

Bij ABRvS, 201106885/1/A4, 16 januari 2013 was sprake van het houden van méér dieren. Omdat de stalafdelingen niet wijzigen, was het een bestaand huisvestingssysteem (op 1 januari 2007 aanwezig) huisvestingssysteem: "Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 maart 2012 in zaak nr. 201011045/1/A4), is voor de vraag of interne saldering mocht worden toegepast slechts van belang of het huisvestingssysteem van de desbetreffende stal op 1 januari 2007 in de inrichting aanwezig was en is niet van belang hoeveel dieren op dat moment in de stal werden gehouden of waren vergund.
Volgens de vergunning van 26 januari 2005 mochten 228 gespeende biggen worden gehouden in de desbetreffende twee afdelingen van stal 6 in een traditioneel huisvestingssysteem. Niet in geschil is dat die dieren daar werkelijk werden gehouden op 1 januari 2007.
Uit een vergelijking van de tekening bij de vergunning van 2005 met de tekening bij het bestreden besluit blijkt dat de desbetreffende stalafdelingen niet worden gewijzigd. Gelet daarop was het huisvestingssysteem op 1 januari 2007 aanwezig en kon het college interne saldering toepassen."

Het aantal dieren kwam aan de orde in ABRvS, 201107101/1/A4, 9 januari 2013: "Anders dan [appellant] en anderen stellen is voor de vraag welke huisvestingssystemen op 1 januari 2007 in de inrichting aanwezig waren niet relevant hoeveel dieren in die huisvestingssystemen werden gehouden."

Bij ABRvS, 201103152/1/A4,30 mei 2012 ging het om een huisvestingssysteem met kraamzeugen en gespeende biggen. De veehouder vroeg vergunning aan voor opfokzeugen. De Afdeling vond dat geen bestaand huisvestingssysteem (op 1 januari 2007 aanwezig).

In ABRvS, 201011045/1/A4, 14 maart 2012, werd het hokoppervlak gewijzigd: "De enige wijziging in die stal betreft volgens hem de huisvesting van 117 extra vleesvarkens, waardoor een kleiner hokoppervlak per vleesvarken beschikbaar is". De Afdeling sprak uit, dat hier sprake was van een bestaand huisvestingssysteem - op 1 januari 2007 was het al aanwezig.

In ABRvS, 201002879/1/M2, 26 januari 2011, Venray, had de veehouder een traditioneel huisvestingssysteen, waarin hij op 1 januari 2007 kraamzeugen hield. Hij had vergunning om daar gespeende biggen in te gaan houden - een wijziging dus naar een traditioneel huisvestingssysteem voor gespeende biggen). De Afdeling oordeelde dat geen sprake was van een bestaand huisvestingssysteem, omdat ‘gespeende biggen' een andere diercategorie is dan ‘kraamzeugen'. Het huisvestingssysteem voor de gespeende biggen moet bij het toepassen van interne saldering zelfstandig aan BBT voldoen en een traditioneel systeem is niet BBT.