Wat is bij de Wet ammoniak en veehouderij in hoofdzaak een melkrundveehouderij?

Vraag

Wanneer was sprake van "een veehouderij die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor het bedrijfsmatig houden van melkrundvee" bij de Wet ammoniak en veehouderij? Dit speelt alleen milieuvergunningen van vóór 1 mei 2007.

Antwoord

De volgende factoren zijn belang zijn om het hoofdzaakcriterium te beoordelen:

  • Het aantal dieren
  • De omvang van de andere takken
  • Het economisch belang van de melkrundveetak
  • De milieubelasting van de melkrundveetak in verhouding tot de rest van de inrichting

Dit was van belang bij het beoordelen van situaties die zijn vergund vóór 1 mei 2007. Met de wijziging van de Wav van 1 mei 2007 is dit hoofdzaakcriterium komen te vervallen. Veehouderijen met een intensieve tak mogen vanaf dat moment ook uitbreiden in melkrundvee. De voorwaarde is wel dat de totale ammoniakemissie niet boven de 2.446 kg ammoniak per jaar komt en er op 31 december 2001 al melkrundvee werd gehouden.

Dit staat niet verwerkt in de Handreiking ammoniak en veehouderij (pdf, 1.2 MB).

Jurisprudentie

In ABRvS nr. 200501079/1 van 7 september 2005 (Helmond) werd een veehouderij die zowel rundvee als vleesvarkens houdt, beoordeeld als een melkrundveehouderij. Voor de toetsing aan de Wet ammoniak en veehouderij was van belang of sprake was van een melkrundveehouderij op 1 januari 2002. Er was vergunning verleend voor het houden van 60 melkkoeien met beweiding, 10 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en 160 vleesvarkens. De afdeling oordeelt dat sprake is van een inrichting die in hoofdzaak bestemd is voor het bedrijfsmatig houden van melkrundvee. "Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat melkrundvee, gezien het aantal stuks melkrundvee, het economische belang van de melkrundveetak voor het bedrijf alsmede gezien de hogere ammoniakemissie van de vergunde melkrundveetak, de belangrijkste tak van het bedrijf was."

In ABRvS nr. 200200115/1 van 20 november 2002 (Rijssen) was niet in hoofdzaak sprake van een melkrundveehouderij. Vergunning was verleend voor 98 mestvarkens, 76 fokvarkens, 5 opfokzeugen, 2 dekberen, 42 stuks melkrundvee en 22 stuks jongvee. "Gelet op de samenstelling van het veebestand, zoals dit op 8 december 2000 in de inrichting mocht worden gehouden, moet er van worden uitgegaan dat de inrichting niet uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het bedrijfsmatig houden van melkrundvee in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij."