Hoeveel melkrundvee mocht onder het Besluit landbouw?

Vraag

Hoeveel stuks melkrundvee mocht een veehouder hebben om nog onder het (inmiddels vervallen) Besluit landbouw te vallen?

Antwoord

Dat bleek uit artikel 1, 2 en 3 van het (vervallen) Besluit landbouw.

  • artikel 2 lid 1: het besluit is van toepassing op melkrundveehouderijen;
  • artikel 1 lid 1, aanhef en onder t: geeft definitie van melkrundveehouderij;
  • artikel 1, eerste lid, aanhef en onder s: geeft definitie van melkrundvee;
  • artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b: men mag maximaal 200 stuks melkrundvee, exclusief bijbehorend jongvee jonger dan 2 jaar houden.

Melkrundvee is:

  1. melkvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van de dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest of zijn drooggezet en worden afgemest:
  2. vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren:
  3. vrouwelijk jongvee tot 2 jaar dat bestemd is om te worden gehouden als melkvee bedoeld onder 1° dan wel als vrouwelijk vleesvee bedoeld onder 2°.

De volgende uitspraak laat zien hoe het aantal melkrundvee moest worden berekend. Deze uitspraak gaat over de situatie vóór de wijziging van het Besluit landbouw van 1 oktober 2009. Per 1 oktober 2009 werd jongvee expliciet in artikel 3 van het Besluit opgenomen. Daarmee werd het maximum aan jongvee, bij een bedrijf dat uitsluitend jongvee houdt, op 340 gesteld.

ABRvS nr. 200605074/1 van 9 mei 2007 (Wolden):

"De bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet op het houden van 80 stuks melkrundvee, 160 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar, 4 paarden en 2 pony's. In totaal gaat het derhalve om 240 stuks melkrundvee in de zin van het Besluit. Blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit mogen in de inrichting per melkkoe 0,7 stuks vrouwelijk jongvee aanwezig zijn. Gelet hierop mogen in het onderhavige geval 56 stuks vrouwelijk jongvee ter vervanging van de melkkoeien aanwezig zijn. Dit betekent dat in de inrichting derhalve (240-56=) 184 stuks melkrundvee worden gehouden, waarmee het aantal stuks melkrundvee genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit niet wordt overschreden. Voor zover verweerder ter zitting heeft betoogd dat de 104 stuks vrouwelijk jongvee die niet ter vervanging van de melkkoeien worden gehouden tot de categorie landbouwhuisdieren, genoemd in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder g, van het Besluit, moeten worden gerekend, overweegt de Afdeling dat deze diercategorie blijkens de Nota van Toelichting bij het Besluit weliswaar is bedoeld als vangnet, maar vrouwelijk jongvee kan naar het oordeel van de Afdeling, gelet op het systeem van het Besluit, hiertoe niet worden gerekend."


Zie ook