200201903/1

Onderwerp: werkingssfeer Besluit akkerbouwbedrijven, hoofdzaakcriterium

Inleiding:
Er is  een preventieve last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder milieuvergunning innemen van tarragrond op het terrein van de inrichting.
De vraag komt aan de orde of de inrichting door deze nevenactiviteit nog in hoofdzaak een akkerbouwbedrijf is.

Afdeling:
De inrichting valt onder het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer.
Bij het beantwoorden van de vraag of de inrichting in hoofdzaak bestemd is voor het verbouwen van akkerbouwproducten op of in de open grond, kan een aanwijzing zijn of de nevenactiviteiten, de activiteiten met tarragrond, een zodanige omvang hebben dat deze, als afzonderlijke activiteiten beschouwd, zouden hebben te gelden als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.
In dit geval overheersen echter de activiteiten die betrekking hebben op het verbouwen van akkerbouwproducten op of in de open grond zodanig, dat de inrichting daarom geacht moet worden daarvoor in hoofdzaak bestemd te zijn.
De Afdeling stelt verder vast dat het innemen van en onttrekken van water aan tarragrond binnen de inrichting niet met zich brengt dat het Besluit ingevolge artikel 1, tweede tot en met het zevende lid, niet van toepassing is.

NB: Ondanks vergunningplichtige (neven)activiteit kan er blijkbaar toch sprake zijn van een (andere) hoofdactiviteit. Hiermee wordt de uitspraak 200004089/2, Loenen, 24-4-2002,over een ijzerwarenwinkel genuanceerd.

Datum uitspraak:
18 juni 2003
Zaaknummer:
200201903/1
Vindplaats:
AB 2003/464 , M en R kort 2003/142K
Instantie:
gemeente