Beoordeling geur van dierenverblijven (stallen)

In een situatie die overbelast is door dieren met geuremissiefactoren is het toch mogelijk om uit te breiden met dieren zonder geuremissiefactor. Dit volgt uit de systematiek van twee beoordelingskaders.

Uitleg over de voorwaarden van een gesloten loods voor mestopslag van pluimvee.

De Wet geurhinder en veehouderij is niet van toepassing op geurhinder van mestbassins, omdat het alleen gaat om de geurhinder van dierenverblijven.

Als een geurgevoelig object dichterbij een veehouderij komt, kan dit leiden tot beperkingen voor de veehouderij bij toekomstige wijzigingen of uitbreidingen.

Het wisselen van dieren met geuremissiefactor in een overbelaste situatie is niet mogelijk zonder het treffen van geurreducerende maatregelen.

Het uitgangspunt van twee beoordelingskaders (dieren zonder geuremissiefactor en dieren met geuremissiefactor) geldt ook voor een overbelaste situatie voor de gevel-tot-gevelafstand.

Bij aanvragen omgevingsvergunning milieu moet het bevoegd gezag de veebezetting van het hele bedrijf toetsen aan de Wet geurhinder en veehouderij. Niet alleen de uitbreiding.

Het hangt er vanaf, of de ziekenboeg onderdeel van de stal is, of los daarvan staat.

Wanneer een droogtunnel buiten het dierenverblijf is, moet de droogtunnel apart worden beoordeeld volgens artikel 2.14 van de Wabo.

Het is niet mogelijk om een nieuwe stal te realiseren op voldoende afstand als een bestaande stal niet voldoet aan de minimumafstand. Dit volgt uit artikel 4 lid 3 Wgv.

Het hangt van de situatie af, of een afgesplitste bedrijfswoning bescherming krijgt tegen geurhinder van dierenverblijven van veehouderijen.