Waarom regionaal of lokaal beleid?

Het biedt voordelen om in beleid vast te leggen welke uitgangspunten het bevoegd gezag hanteert bij het afwegen van gezondheidsrisico’s voor omwonenden en passende maatregelen. Dit schept duidelijkheid naar veehouders en omwonenden, en helpt bij de motivering van besluiten.

Beleidsvrijheid

Gemeenten en provincies kunnen hun beleid verder inkleuren, met gezondheid als belangrijke waarde in het integrale beleid en als drijfveer voor (extra) maatregelen. In een gemeentelijke of provinciale visie kunnen zij bijvoorbeeld hun eigen gewenste beschermingsniveau bepalen. Dit speelt vooral in gebieden met een relatief grote milieubelasting vanuit de veehouderij.

De beleidsvrijheid voor regio’s en gemeenten leidt ertoe dat de weging van gezondheidsrisico’s plaatselijk (sterk) kan verschillen. Communicatie met de omgeving (veehouders en omwonenden) over het plaatselijke beleid is daarom erg belangrijk.

Kwaliteit van de leefomgeving

Bescherming (en bevordering) van de gezondheid hangt sterk samen met de kwaliteit van de leefomgeving. Er zijn veel factoren die de omgevingskwaliteit en daarmee ook de gezondheid van de bewoners beïnvloeden, in positieve en negatieve zin.

Lokale en regionale overheden kunnen deze verschillende omgevingsfactoren inventariseren en analyseren. Daarmee kan duidelijk worden welke omgevingsaspecten het meest bepalend zijn voor de gezondheid van de inwoners en de beleving ervan. Ook kan daarmee duidelijker worden welke aangrijpingspunten voor gezondheid er zijn binnen (ruimtelijk) beleid. Bijvoorbeeld via de bescherming tegen geur, fijnstof en geluid, maar ook voor bevordering van de gezondheid via bijvoorbeeld een beweegvriendelijke, ‘groene’ omgeving.

Jurisprudentie geeft steeds meer handvatten voor de toepassing en rol van regionaal en lokaal beleid voor veehouderijen en gezondheid.

Voorbeelden uitgangspunten

Verschillende aspecten en uitgangspunten kunnen in het lokale beleid naar voren komen. Zie hiervoor ook de informatie over de motivering van de (on)aanvaardbaarheid van risico’s en passende maatregelen. Enkele voorbeelden:

  1. Wanneer overwegen we emissiebeperkende maatregelen? In elke (nieuwe) situatie?
  2. Bij welke veedichtheid, concentratie of emissies vinden we extra maatregelen nodig?
  3. Richt het beleid zich alleen op uitbreidingen en nieuwe stallen, of ook op bestaande situaties?
  4. In welke gevallen wordt de GGD om advies gevraagd?
  5. Welke belangen en waarden spelen mee in de beleidsafwegingen?
  6. Hoe spelen cumulatieve risico’s een rol in het beleid?
  7. Hoe sluit het beleid aan bij het overige beleid voor een goede omgevingskwaliteit en gezondheidsbevordering?
  8. Welke consequenties heeft het beleid voor veehouderijen (bv financieel) en dierenwelzijn?
  9. Wat is de relatie met aangekondigde rijksmaatregelen?
  10. Wat is de relatie met (toekomst)visies en initiatieven vanuit de veehouderijsector?