Bestemmingsplan

Een bestemmingsplan legt de gebruiks- en bouwmogelijkheden vast voor een gebied om een goede ruimtelijke ordening te bereiken (artikel 3.1 Wro). Gemeenten moeten voor hun hele grondgebied actuele bestemmingsplannen hebben. Provincies kunnen ook bestemmingsplannen vaststellen, die de gemeentelijke bestemmingsplannen overrulen. Dan moet er een provinciaal belang zijn. Dit worden inpassingsplannen genoemd (artikel 3.26 Wro).

Bestemmingsplan en gezondheid

In een bestemmingsplan en een inpassingsplan kunnen maatregelen worden opgenomen vanwege gezondheidsrisico’s voor omwonenden van veehouderijen. Gemeenten en provincies kunnen daarmee (in hun ogen) ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voorkómen. Ze kunnen hiermee een structureel ruimtelijk beschermingsregime vormgeven voor het aspect gezondheid vanwege veehouderijen.

Verder kan de gemeente regels opnemen als voorwaarde voor planwijziging. Zo’n voorwaarde kan bestaan uit een toetsingskader dat beoordeelt of de effecten van de planwijziging aanvaardbaar zijn. Bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van risico’s voor de gezondheid voor omwonenden.

Maatregelen in jurisprudentie

Hieronder volgt een aantal maatregelen in bestemmingsplannen, die in jurisprudentie aan de orde zijn gekomen:

Afstandseisen en zonering

Uitspraak nr. 201206940/1/R3, 30 april 2014 (Mill en Sint Hubert)

De gemeente had de aanduiding “zone landschap, leefomgeving en gezondheid” toegekend aan een deel van een bestemmingsplan. In deze zone mochten intensieve veehouderijen alleen nog binnen het bouwvlak uitbreiden. In de zone mochten bedrijven hun bouwvlak niet vergroten. De Raad van State oordeelde dat de gemeente  dit zo mocht regelen:

De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten. Daarbij is primair van belang dat de raad bij het vaststellen van een plan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Voorts is van belang dat de raad door middel van de aanduiding de negatieve gevolgen van het plan in het oostelijke gedeelte van het plangebied heeft willen beperken wat betreft de aspecten landschap, geur en volksgezondheid. Tot slot bestaat er geen grond voor de verwachting dat de schade voor [appellant] zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan.

Uitspraak nr. 201308141/1/R3, 28 augustus 2015 (Oirschot)

De gemeente had de toegestane uitbreidingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij voor een bepaald perceel beperkt. Het perceel ligt in een "nee, tenzij gebied”. Een “nee, tenzij gebied” is:

  • een gebied met belangrijke waarden op het gebied van natuur en landschap en/of
  • een gebied met beperkte milieuruimte, dat volgens de gemeente geen duurzame locatie is vanwege risico’s voor de volksgezondheid.

Het perceel ligt op ongeveer 370 m afstand van de bebouwde kom. In de omgeving zijn burgerwoningen aanwezig. De Raad van State oordeelde, dat de gemeente dit gebied in redelijkheid mocht aanwijzen als een "nee, tenzij" gebied, met het oog op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uitspraak nr. 201208940/1/R3, 10 september 2014 (Bernheze)

Gemeenten kunnen onder voorwaarden afstandseisen of zones in een bestemmingsplan opnemen, waar intensieve veehouderijen niet mogen worden vergroot, ook niet door een planwijziging. Zo’n maatregel lijkt niet mogelijk als intensieve veehouderijen hierdoor binnen de zones helemaal niet meer mogen uitbreiden. Een goede motivering van het besluit is erg belangrijk, zo blijkt ook uit deze uitspraak.

Uitspraak nr. 201703581/1/R2, 13 december 2017 (Bernheze)

In deze uitspraak staat de beoordeling van endotoxinen ter discussie. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan had de gemeenteraad het Brabantse Toetsingskader endotoxinen toegepast ('Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid; Endotoxine toetsingskader 1.0'). Aan de afstandsnormen uit dit toetsingskader kon niet worden voldaan. Daarom had de gemeente een endotoxinen-onderzoek laten uitvoeren. Daaruit bleken geen overschrijdingen van de advieswaarde van 30 EU/m3.

De Afdeling oordeelde dat de gemeente niet hoefde aan te sluiten bij de afstanden uit het Toetsingskader endotoxinen. En ook niet bij de door de GGD geadviseerde algemene afstandsnorm van 250 meter. Want de Afdeling vond het van belang dat het endotoxinen-onderzoek was toegespitst op de specifieke omstandigheden van het gebied, waarbij alle in de omgeving gelegen veehouderijen betrokken zijn. De gemeente had op deze manier bij het vaststellen van het bestemmingsplan voldoende gewicht toegekend aan het belang van de volksgezondheid.

Begrenzing bouwblokken en bouwvoorschriften

Het is mogelijk in een bestemmingsplan gebruiksregels op te nemen om uitbreiding van bouwblokken of uitbreidingsruimte binnen bouwblokken voor veehouderijen te beperken. Dit kan ook zonder een zoneringssystematiek. Daarnaast is het mogelijk een maximale bouwhoogte of een maximaal aantal bouwlagen voor te schrijven. De inzet van deze instrumenten kan ook gelegen zijn in gezondheidsaspecten.

Uitspraak nr. 201210299//R3, 24 september 2014 (Zundert) noemt daarvan een voorbeeld. De provincie vraagt bij de onderbouwing van een duurzame locatie ook aandacht voor het aspect gezondheid. Volgens de provinciale verordening ruimte kon een bestemmingsplan, gelegen in een verwevingsgebied, uitbreiding van bouwblokken voor intensieve veehouderijen toestaan. Mits deze kleiner zijn dan 1,5 ha is uitbreiding tot maximaal 1,5 ha mogelijk op een duurzame locatie. Daarbij moet minimaal 10% van het bouwblok gebruikt worden voor een goede landschappelijke inpassing.

De provincie stelt in de verordening, dat de gemeente voor beoogde ontwikkelingen moet onderbouwen dat het om een duurzame locatie gaat. Volgens de verordening moet de gemeente in de toelichting van het bestemmingsplan motiveren dat de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar is. Vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen. En vanuit ruimtelijke oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie.

Dierenaantallen en diersoorten

In een bestemmingplan kunnen in het kader van een goede ruimtelijke ordening, waaronder de gezondheid, grenzen worden gesteld aan het aantal dieren en diersoorten. Gemeenten kunnen in een bestemmingsplan bepalen welke dieraantallen maximaal zijn toegestaan (per locatie of per deel van de gemeente), omdat dit volgens de Afdeling ruimtelijk relevant is.

Dit blijkt uit uitspraak nr. 201404465/1/R3, 4 november 2015 (Bladel). In deze zaak had de gemeente zich bij het vaststellen van dieraantallen gebaseerd op de NGE-normering (tegenwoordig: Standaardopbrengst). Dat was volgens de Afdeling niet mogelijk, omdat de NGE-norm een economische maatstaf is en daarmee dus niet wordt voldaan het vereiste van ruimtelijkheid.

Voorwaardelijke planwijziging

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen over gezondheid, als voorwaarde voor planwijziging. Zo’n voorwaarde kan bestaan uit een toetsingskader, waarbij beoordeeld wordt of de effecten van de planwijziging voor de gezondheid aanvaardbaar zijn. Zo’n toetsingskader moet met het oog op de rechtszekerheid voldoende criteria of normen bevatten waaraan getoetst moet worden.

In uitspraak 201208940/1/R3, 10 september 2014 (Bernheze) stelde het bestemmingsplan voorwaarden aan het wijzigingsbesluit. Deze voorwaarden waren niet objectief begrensd. De Raad van State oordeelde dat de voorwaarden daardoor rechtsonzeker waren.

Conclusie

Het bestemmingsplan kan een handvat zijn om mogelijke gezondheidsrisico’s van veehouderijen te voorkomen of te beperken. In het onderdeel 'Instrumenten ruimtelijke ordening' is het bestemmingsplan uitgewerkt, inclusief enkele globale stappenplannen.