Wanneer is bij veehouderijen sprake van verlaten van de grondslag van de aanvraag en geldt dat ook voor BBT?

Vraag

Bij de omgevingsvergunning milieu mag de grondslag van de aanvraag niet worden verlaten. Wanneer is dit bij veehouderijen aan de orde? Geldt dat ook voor BBT?

Antwoord

De aanvraag is bepalend voor wat het bevoegd gezag kan vergunnen met een omgevingsvergunning milieu. U moet ervoor zorgen dat de bij het verlenen van omgevingsvergunning milieu voor een veehouderij grondslag van de aanvraag niet wordt verlaten. Jurisprudentie geeft houvast om te bepalen, of sprake is van verlaten van de grondslag van de aanvraag. Die komt hieronder aan bod.

BBT

Voor het voorschrijven van BBT (beste beschikbare technieken) in het kader van de actualiseringsplicht (artikel 2.31 lid 1 onder b Wabo) maakt de wet een uitzondering in artikel 2.31a. Dan is het stellen van voorschriften wel mogelijk, ook al wordt de grondslag van de aanvraag verlaten.

Het verlaten van de grondslag van de aanvraag speelt niet alleen bij het verlenen van de omgevingsvergunning milieu. Het is ook van belang bij het verbinden van voorschriften aan de omgevingsvergunning milieu. Daarnaast is het ook relevant bij het deels weigeren van de vergunning.

Jurisprudentie

Verlaten van grondslag aanvraag niet wezenlijk anders onder Wabo dan onder Wm

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 22 juni 2012, AWB 11/1387, Oss: "De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in het verleden overwogen dat uit art. 8.1, eerste lid, en art. 8.23, eerste lid, van de Wm (oud) in samenhang bezien, volgt dat bij toepassing van laatstgenoemd artikel de grondslag van de aanvraag niet mag worden verlaten. Toepassing van art. 8.23 Wm kan er niet toe leiden dat, zoals in het onderhavige geval, een andere inrichting ontstaat dan waarvoor vergunning is verleend. In een concrete uitspraak van 6 maart 2002 (LJN AN6980) heeft de Afdeling de, met toepassing van artikel 8.23, eerste lid, van de Wm (oud) voorgeschreven voorzieningen beoordeeld als dermate ingrijpend, mede gelet op de hiermee genoemde financiële investeringen, dat deze niet kunnen worden voorgeschreven zonder dat de grondslag van de aanvraag om vergunning wordt verlaten. De rechtbank is van oordeel dat de strekking van artikel 8.1, eerste lid, en 8.23, eerste lid van de Wm (oud) in samenhang bezien, niet wezenlijk anders is dan de strekking van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, sub 2º, en artikel 2.31, eerste lid, onder b, van de Wabo, in samenhang bezien. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat, evenals de Wm, de Wabo zowel voorziet in de mogelijkheid tot wijziging van de omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo, als in de mogelijkheid tot intrekking van een dergelijke vergunning."

Let hierbij wel op artikel 2.31a Wabo: verlaten van de grondslag mag wel voor het voorschrijven van BBT.

Omwisselen van dieren

Rechtbank Roermond, 31 mei 2012, AWB 11/1483, Leudal: De vergunningvoorschriften zijn gewijzigd voor het omzetten van een zeugenhouderij naar een vleesvarkenshouderij. "De rechtbank beoordeelt allereerst of het bestreden besluit binnen de grenzen van artikel 2.31 van de Wabo blijft. De destijds verleende Wm-vergunning wordt gelijkgesteld met een omgevingsvergunning krachtens artikel 2.1, eerste lid, onder e, juncto artikel 2.14 van de Wabo. Die kan op grond van artikel 2.31 van de Wabo niet zodanig kan worden gewijzigd dat daarmee de grondslag van de aanvraag om die vergunning wordt verlaten. Voor een dergelijke verandering is van toepassing een omgevingsvergunning krachtens artikel 2.1, 15 aanhef en onder e ten tweede, dan wel artikel 2.6 van de Wabo.
De rechtbank is van oordeel dat de wisseling van diercategorieën vanwege de wijzigingen in huisvestingssystemen en daarmee samenhangende emissiefactoren (ammoniak, geur en fijnstof), en de toename van het aantal gespeende biggen in de groen label stal, niet kan worden vergund door een wijziging van een vergunningsvoorschrift zoals geregeld in artikel 2.31, tweede lid en onder b, van de Wabo.
In het onderhavige geval dient de wisseling van diercategorieën aangemerkt te worden als een verandering van activiteiten ten opzichte van de onderliggende vergunning. Dat de ammoniakuitstoot van de inrichting gelijk blijft aan de voorheen vergunde situatie, en dat er ten aanzien van de inrichting van vergunninghouder gedoogbeleid zoals neergelegd in het Actieplan ammoniak veehouderijen van toepassing is, leidt niet tot een andere conclusie. Dat in het kader van het gedoogbeleid wisseling van diercategorieën is toegestaan, betekent op zich zelf nog niet dat dit met een wijziging van de vergunningvoorschriften mag worden gefaciliteerd. Genoemde factoren komen aan de orde bij de milieuhygiënische beoordeling van een vergunningverlening op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo voor veranderingen in de inrichting van zeugenhouderij naar vleesvarkenshouderij.
Het voorgaande betekent dat toepassing van artikel 2.31 van de Wabo er niet toe kan leiden dat er een andere, of anders werkende, inrichting ontstaat dan waarvoor eerder revisievergunning is verleend. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, en 2.31 van de Wabo verleend en het beroep van eiser dient gegrond te worden verklaard. Het bestreden besluit zal op die grond worden vernietigd
."

Minder dieren vergunnen dan aangevraagd

Hier wisselt de jurisprudentie. Het lijkt erop dat het bevoegd gezag meer dan de helft van het aantal dieren kan weigeren, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Als ze teveel dieren zou weigeren, zou de grondslag van de aanvraag verlaten worden. In dat geval zal het bevoegd gezag de vergunning helemaal moeten weigeren. Maar er zijn ook uitspraken, waarin de Afdeling soepeler was.

Te veel geweigerd

ABRvS, 200502807/1, 2 november 2005: De Afdeling ging niet akkoord met het weigeren van eenderde deel van het aantal mestvarkeneenheden en drievierde deel van de ammoniakemissie. Volgens de Afdeling was mate waarin van de aanvraag werd afgeweken, bepalend voor de vraag of de grondslag van de aanvraag wordt verlaten. En niet de aanvaardbaarheid en levensvatbaarheid van het bedrijf, dat zou ontstaan als maar een deel van het aangevraagde veebestand werd vergund.

Tweederde weigeren

ABRvS, 200503221/1, 9 juli 2005,Gelderland:" De mate waarin van de aanvraag wordt afgeweken, is bepalend voor de vraag of de grondslag van de aanvraag wordt verlaten. En dus niet de aanvaardbaarheid en de levensvatbaarheid van het bedrijf dat zou ontstaan, als slechts een deel van het aangevraagde veebestand wordt vergund. Uit het stelsel van de Wet milieubeheer volgt dat het bevoegde gezag dient te beslissen op de aanvraag zoals die is ingediend. Nu hier een substantieel deel, te weten tweederde deel, van het aangevraagde veebestand is geweigerd, ontstaat een andere inrichting dan is aangevraagd en is hiermee de grondslag van de aanvraag verlaten. "

Alle omstandigheden meewegen

ABRvS, 200100435/1, 5 juni 2002, Hulst, Nieuwsbrief StAB 2002/54: "Daartoe overweegt zij dat de vraag of bij vergunningverlening voor een kleiner veebestand dan is aangevraagd de grondslag van de aanvraag al dan niet is verlaten, van geval tot geval moet worden beantwoord aan de hand van de daarbij zich voordoende feiten en omstandigheden. De verhouding tussen het aantal dieren waarvoor vergunning kan worden verleend en het aantal aangevraagde dieren kan weliswaar een belangrijke aanwijzing vormen bij het beantwoorden van de vraag, maar daarnaast kunnen ook andere feiten en omstandigheden relevant zijn."

Instemming veehouder

ABRvS, E03.98.0130, 14 januari 2000, Dongeradeel, Nieuwsbrief StAB2000/K6: De vergunning was verleend voor 175 geiten, 6 koeien en 10 schapen en geweigerd voor 200 geiten. De Afdeling stond dit toe, omdat dit volgens veehouder nog sprake een volwaardig bedrijf was, en hij geen bedenkingen had ingediend tegen het ontwerpbesluit.

Meer dan een helft weigeren

ABRvS, E03.95.0422, 30 maart 1999, Steenbergen, M en R 1999/66: De veehouder had vergunning aangevraagd voor 6.720 varkens. De gemeente had hem verleend voor 2.800 varkens. De Afdeling vond dit niet het verlaten van de grondslag van de aanvraag.

Minder dan de helft vergunnen

ABRvS, E03.96.1439, 6 april 1998, Roosendaal en Nispen: De vergunning was verleend voor 1.650 vleesvarkens en 16 paarden, en geweigerd voor 1.250 vleesvarkens. De Afdeling accepteerde dit niet. De grondslag van de aanvraag werd verlaten door minder dan de helft van het aantal dieren te vergunnen.

Andere dieren vergunnen dan aangevraagd

Het vergunnen van andere dieren dan zijn aangevraagd, is niet mogelijk zonder de grondslag van de aanvraag te verlaten. Dit kwam aan de orde in ABRvS, 200300268/1, 30 juli 2003, Heeze-Leende.

Voorschrijven van voorzieningen

Het voorschrijven van voorzieningen kan leiden tot het verlaten van de grondslag van de aanvraag. Let op: deze jurisprudentie is verouderd, als het gaat om het voorschrijven van voorzieningen voor het bereiken van BBT! Dat volgt uit artikel 2.31a Wabo.

Ander stalsysteem

ABRvS, 201200701/1/A1, 5 juni 2013, Wijchen: "De omzetting van een klassieke stal zonder luchtbehandeling naar een stal waarin de beste beschikbare technieken worden toegepast, is, daargelaten hoe ingrijpend de daarvoor benodigde bouwkundige aanpassingen zijn, in strijd met het stelsel van de Wet milieubeheer, omdat daarmee de grondslag van de aanvraag, op basis waarvan de ingetrokken vergunningen zijn verleend, zou worden verlaten en aldus, zonder wijziging van de vergunning, een gewijzigde inrichting zou ontstaan."

Emissiearme in plaats van traditionele stal

ABRvS 200506034/1 8 maart 2006 Someren: Een emissiearme stal voorschrijven terwijl een traditionele stal is aangevraagd, mag niet. Zie ook ABRvS, 200200722/1, 18 september 2002, Boxmeer.

Luchtwassers

ABRvS, 200504184/1, 23 november 2005: Met het voorschrijven vanluchtwassers zou de grondslag van de aanvraag worden verlaten. Dit neemt echter niet weg dat het bevoegd gezag had moeten onderzoeken, of alternatieve maatregelen mogelijk waren.

Ander ventilatiesysteem

ABRvS, 200103392/2, 6 maart 2002, Heythuysen, Nieuwsbrief StAB2002-3/K25, AB2002-32/274: Voorschrijven dat het hele ventilatiesysteem moet worden aangepast, mag niet. De maatregelen waren te ingrijpend, ook gelet op de financiële investeringen.

Ander Groen Label-systeem

ABRvS, 200409025/1, 22 juni 2005, Noord-Brabant: "Als de voorgeschreven aanpassingen aan het stalsysteem niet ingrijpend van aard zijn, wordt de grondslag van de aanvraag bij het voorschrijven van een ander stalsysteem niet verlaten. Het op verzoek van vergunninghoudster voorschrijven van het Groen Label stalsysteem BB 97.07.056V2 in plaats van BB 93.06.010, mocht. De wijziging bestond uit een aanpassing van de mestkanalen, door de betonroosters deels te vervangen door metalen driekantroosters en de in de mestkanalen geplaatste spoelgoten werden vervangen door schuine wanden."

Luchtdichte gevels en deuren gesloten houden

ABRvS, 200804178 , 3 juni 2009, Ede. De gemeente had in een voorschrift opgenomen, dat de gevels van de stallen binnen een straal van 50 meter van de gevel van de woning , luchtdicht moesten worden afgesloten. De deuren moesten kierdicht zijn en mochten alleen open voor het doorlaten van mensen, dieren of goederen. De Afdeling ging hier in mee.

Ander emissiepunt (geur)

ABRvS, 200200280/1, 31 juli 2002, Ede. Bjj geur kan het verplaatsen van het emissiepunt een oplossing zijn voor een te korte afstand. In het algemeen oordeelt de Afdeling dat bevoegd gezag dit kan voorschrijven, Zeker als het emissiepunt deel blijft uitmaken van de stal. Zie ook ABRvS, 200100953/1 en 2, 20 juli 2001, Uden, M&R2001-9/178K; ABRvS, 200001167/1, 26 maart 2001, Heteren / Overbetuwe, AgriSelect 2001-5/3.4.

Voorschrijven van een andere plaats

ABRvS, 200400240/1, 16 juni 2004, Ameland: Voorschrijven van een andere plek voor de bouw van een stal, zodat deze buiten de 250 meter zone rond zeer kwetsbaar gebied komt te liggen, mag niet. Hiermee werd de grondslag van de aanvraag verlaten.