Luchtafvoerkanaal

Wanneer een stal een luchtwassysteem heeft kan het nodig zijn om in de stal een luchtafvoerkanaal te maken. Een luchtafvoerkanaal wordt ook wel een centraal afzuigkanaal genoemd. De ventilatie van de afdelingen loopt via dit luchtafvoerkanaal. Hiervoor zijn meestal meetsmoor-units of meetventilatoren nodig.

De ventilatoren voor of achter de luchtwasser zorgen voor onderdruk in het centrale afzuigkanaal. Hierdoor stroomt de lucht vanuit de afdelingen naar het afzuigkanaal.

Voor het centraal afzuigkanaal geldt een algemene uitvoeringseis. Het doorstroomoppervlak van het luchtkanaal moet tenminste 1 cm² per m³ per uur maximale ventilatiebehoefte zijn. Dit staat in artikel 3.98 lid 2 Activiteitenregeling. Door het doorstroomoppervlak te delen door de maximale ventilatiebehoefte is te berekenen of het luchtkanaal aan de uitvoeringseis voldoet. Het doorstroomoppervlak van het kanaal is het gedeelte van het kanaal waar de lucht door heen stroomt.

Het doorstroomoppervlak van (alle gedeelten van) een luchtkanaal staan in de opleveringsverklaring.

Dimensionering luchtafvoerkanaal

De hoeveelheid stallucht die door een (gedeelte van) het luchtafvoerkanaal gaat bepaalt de dimensionering van een luchtafvoerkanaal. De plaats van de luchtwasser ten opzichte van het luchtkanaal speelt ook een rol. Als een luchtwasser aan het einde van een luchtkanaal is geplaatst, is de maximale hoeveelheid lucht die door het luchtafvoerkanaal wordt geleid gelijk aan de totale maximale ventilatiebehoefte. Als de luchtwasser halverwege de stal aan het luchtafvoerkanaal is gekoppeld, is dit anders. Dan moet worden bepaald welke afdelingen (uitgedrukt in aantal dieren) aan beide delen van het luchtkanaal zijn gekoppeld. Vervolgens kan de maximale hoeveelheid lucht per gedeelte van het luchtafvoerkanaal worden berekend (aantal dieren aan het gedeelte luchtkanaal vermenigvuldigd met de ventilatienorm voor maximale ventilatie, zie ook Maximale ventilatiebehoefte en capaciteit luchtwassysteem).

De dimensionering en de tekeningen (plattegrond en doorsneden) moeten kloppen met elkaar. Op de tekening staan precies de maten en het doorstroomoppervlak van het luchtkanaal. Een schematische weergave is niet voldoende omdat dit niet duidelijk maakt wat de uitvoering/maatvoering wordt. Een goede tekening zorgt dat het in werkelijkheid past.

Scherpe hoeken voorkomen

De uitvoering van het centraal afzuigkanaal is van belang voor een goede luchtstroming. Het is aan te bevelen om scherpe hoeken te voorkomen. Dit kan het 'botsen' van de lucht tegen een wand veroorzaken waardoor de luchtdoorstroming stokt (meer weerstand). De ventilatoren moeten dan sneller draaien om de gewenste luchthoeveelheid af te voeren (hoger energieverbruik).

Koppeling luchtwasser en centraal afzuigkanaal

De manier waarop de luchtwasser en het centraal afzuigkanaal zijn gekoppeld beïnvloedt de luchtstroming. Het is belangrijk om goed na te denken over de uitvoering van het luchtwassysteem en het luchtafvoerkanaal in de stal. Aandachtspunten zijn bijvoorbeeld:

  • Waar komt het afzuigkanaal in de stal en wat is de gewenste afmeting van dit kanaal?
  • De uitvoering van de koppeling tussen de dierruimte en het afzuigkanaal
  • Waar staat de de luchtwasser ten opzichte van het afzuigkanaal?
  • Waar komen de ventilatoren?
  • Kunnen de ventilatoren voldoende opbrengst leveren bij de totale luchtweerstand van het gehele ventilatiesysteem?
  • Een goede dimensionering van het gehele ventilatiesysteem voorkomt een hoog extra energieverbruik. Hiervoor geldt zelfregulatie, er hoeft geen aandacht aan te worden besteed in de omgevingsvergunning.
  • Als de afmetingen van het luchtafvoerkanaal (of ventilatorwand) en de luchtwasser verschillen moet de afstand daartussen minimaal 3 meter zijn. Deze 3 meter afstand is nodig om te zorgen voor een geleidelijke aanpassing van de luchtdoorstroomruimte om extra weerstrand zoveel mogelijk te voorkomen (zie drukkamer).

Meetsmoorunit en meetventilator

Een meet- en smoorunit regelt computergestuurd de luchtafvoer. Het aantal toeren van de meetfan wordt continue gemeten. De computer bepaalt dan of de smoorunit verder open kan of niet. In de afdeling met de hoogste ventilatiebehoefte moet de smoorunit, onder normale omstandigheden, geheel open zijn. Alle afdelingen met een lagere behoefte worden gesmoord door het verkleinen van de opening in de smoorunit. Bij stroomuitval gaan de smoorkleppen automatisch 100% open.

Een meetventilator meet de werkelijke luchtverplaatsing. Een computer registreert het aantal omwentelingen van de meetventilator. De meetventilator bepaalt de ventilatie in kuub per uur, op die manier is vast te stellen of het gewenste ventilatiedebiet wordt bereikt.