Lozingsvoorschriften stralen en conserveren bij scheepswerven

In een scheepswerf worden boten onderhouden en gerepareerd. Acitviteiten die plaatsvinden betreffen onder andere het verwijderen (al dan niet met een straalmiddel, mechanisch of handmatig) van uitwendige aangroei, corrosie en/of oude verflagen van objecten, alsmede het aanbrengen van nieuwe verflagen en coatings op de scheepshuid. Dit stralen en conserveren kan leiden tot verontreiniging van het oppervlaktewater als de werkzaamheden in de nabijheid ervan worden uitgevoerd.

Vindplaats

Scheepswerven zijn op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) omgevingsvergunningplichtig. Het Activiteitenbesluit regelt geen specifieke activiteiten voor deze sector. Dit betekent dat het lozen van bedrijfsspecifieke afvalwaterstromen moet worden geregeld in de (water)vergunning. Dit betreft onder andere het afvalwater dat vrijkomt bij het stralen- en conserveren, het ballastwater en het koelwater dat samen met het afvalwater van de dok- en hellingvloer wordt geloosd.

Het Activiteitenbesluit bevat wel voorschriften voor het stralen van metalen (paragraaf 4.5.4). Deze zijn echter niet van toepassing op vergunningplichtige bedrijven. Inhoudelijk kan de vergunningverlener bij deze voorschriften aansluiten.

Daarnaast bevat het Activiteitenbesluit algemene regels voor veel voorkomende afvalstromen die niet specifiek aan een sector zijn gekoppeld. Dit betreft bijvoorbeeld het afstromend hemelwater van daken en verharde terreinoppervlakken, huishoudelijk afvalwater et cetera. Deze algemene regels zijn ook op vergunningplichtige bedrijven van toepassing. Als deze stromen bij scheepswerven aan de orde zijn, gelden de algemene regels uit het besluit.

BBT

Als gevolg van stralen en conserveringswerkzaamheden kunnen stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. De verontreiniging van het oppervlaktewater wordt vooral veroorzaakt door de bezwaarlijke componenten in verven en coatings. Sinds 1 juli 1997 is het in Nederland verboden om koolteer of koolteerproducten zoals teerepoxy toe te passen. Dit verbod geldt niet voor toepassing van tweecomponenten teer op zeegaande vaartuigen (exclusief pleziervaartuigen), objecten voor de offshore industrie en op schepen of andere objecten bestemd voor export. Door vervanging van het verfsysteem wordt niet alleen de puntlozing vanaf de werf gereduceerd maar ook de diffuse lozing, die in Nederland de grootste PAK-bron vormt. Inmiddels is het gebruik van teerproducten nagenoeg uitgefaseerd. Ondanks de (internationale) uitfasering van tributylin in de coating van schepen is het vrijkomen van deze stof bij de activiteiten van scheepswerven niet uitgesloten.

Organisatorische maatregelen
Organisatorische maatregelen gericht op het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewater bij scheeps- en reparatiewerven zijn verwoord in de zogenaamde "Modelregeling Dok- en hellingvloerdiscipline (pdf, 705 kB)". Het betreft een regeling met als uitgangspunt uniformiteit voor alle (reparatie)werven, die recht doet aan de praktische toepasbaarheid en handhavingsmogelijkheden en tegelijkertijd neutraal staat ten aanzien van de onderlinge concurrentie. De regeling wordt door de de Vereniging FME-CWM en VNSI aanbevolen aan alle scheepswerven. In de vergunningenpraktijk wordt het toepassen van deze regeling als voorschrift opgenomen.

Good housekeeping maatregelen
Onder de noemer best beschikbare technieken zijn eveneens de volgende good housekeeping maatregelen en voorzieningen van belang:

  • Afzuiging en filtering van straalstof (*)
    Bij werven is dit alleen van toepassing op speciale straalcabines en straalloodsen. Bij het droog stralen ontstaat veel stof, die door atmosferische depositie ook in het oppervlaktewater terecht kan komen. Om het vrijkomen van dit stof te verminderen worden gesloten systemen toegepast, waaronder de bedoelde straalcabines en straalloodsen. De lucht die hieruit wordt afgezogen, dient gefilterd te worden.
  • Gebruik van een omkapping bij stralen in de open lucht (*)
    De emissie van stof naar de buitenlucht tijdens open straalwerkzaamheden kan gereduceerd worden door het object geheel of gedeeltelijk in te pakken door stellingen met zeildoek aan de buitenzijde. Als een geheel omsloten omkapping mogelijk is, kan de lucht afgezogen en eventueel gefilterd worden. Het aanbrengen en verwijderen van de stellingen is zeer tijdrovend. Bij de constructie moet rekening gehouden worden met de invloed van de wind. Bij hoge windsnelheden bestaat het gevaar dat de constructie kapot waait.
  • Keuze straaltechniek en straalmiddel
    Afhankelijk van de gewenste reinheid en ruwheid van het oppervlak, de beschikbare tijd en economische overwegingen kan vaak een keuze gemaakt worden uit meerdere straaltechnieken en straalmiddelen. Het is zinvol om daar vooraf kritisch naar te kijken. Wellicht leidt een andere dan de gebruikelijke techniek in eerste instantie tot hogere kosten, maar er kunnen besparingen worden gevonden in afvalkosten of in kosten voor het treffen van emissiebeperkende voorzieningen.
  • Gebruik van fijnmazige netten om verwaaiing van gritstof en verfdeeltjes te beperken
    Bij het pneumatisch open stralen van schepen komen veel gritstof en verf- en roestdeeltjes vrij. Deze komen grotendeels op de dokvloer terecht. Een klein deel kan zich echter door verwaaiing naar de omgeving (water, bodem) verspreiden. Ook bij verfspuiten in de open lucht treedt onvermijdelijk verwaaiing van verfnevel op. Genoemde emissies kunnen worden verminderd (dus niet geheel voorkomen) door het aan loef- en lijzijde aanbrengen van fijnmazige netten. Deze netten reduceren de luchtsnelheid in de omgeving waar wordt gestraald of gespoten. Bij hellingen is dit om technische redenen niet toepasbaar. Daarbij wordt opgemerkt, dat pneumatisch open stralen op hellingen zelden wordt toegepast.
  • Good housekeeping bij verfapplicatie
    Bij het aanbrengen van verf en andere coatings kunnen de risico's voor veiligheid, gezondheid en milieu via good housekeeping maatregelen aanzienlijk worden verminderd. Bedrijven dienen good housekeeping maatregelen te treffen, met het oog op het voorkomen van onnodige emissie van vluchtige organische stoffen.
    • er worden zo nodig afschermende voorzieningen en hulpmiddelen (spuitlansen en dergelijke) gebruikt
    • er zijn gemarkeerde afvalcontainers of -vaten
    • er zijn faciliteiten voor het uitlekken van verfblikken
    • er worden vaten gebruikt voor het doorspuiten van verfslangen en dergelijke
    • genoemde vaten staan op een vloeistofdichte ondergrond (eventueel lekbak)
    • er is een (overdekte) locatie met vloeistofdichte vloer (eventueel lekbak) voor verfaanmaak en nazorg zoals reiniging van gereedschappen en verfemballage
    • de werkdiscipline staat op papier en is bij werknemers bekend
    • de apparatuur verkeert in goede staat van onderhoud
    • de veiligheids-, gezondheids- en milieugegevens van de te verwerken stoffen zijn bekend bij zowel leidinggevend als uitvoerend personeel
    • oplosmiddelen worden bewaard in een goed afsluitbare verpakking
    • er zijn voorzieningen voor ‘milieu-EHBO' aanwezig, zoals overmaatse lege emballage of andere opvangvoorzieningen om bijvoorbeeld een lekkend verfblik in te plaatsen, materialen om gemorste vloeistoffen op te nemen, instructies welke verdere maatregelen en meldingen nodig zijn

(*): Met deze maatregelen wordt aangesloten bij de voorschriften in het Activiteitenbesluit (par. 4.5.4) en de bijbehorende regeling voor het stralen van metalen.

Behandeling van afvalwater
Tijdens het hogedruk waterwassen, bij toepassing van natte straaltechnieken, maar ook door hemelwater dat verontreinigd is door bijvoorbeeld grit- of verfresten op de dok- of hellingvloer, ontstaat afvalwater dat niet ongezuiverd in het oppervlaktewater of de riolering mag worden geloosd. Dit afvalwater kan door het in de dok- of hellingvloer aanbrengen van goten en leidingen worden opgevangen. Het verzamelde afvalwater kan op relatief eenvoudige wijze worden gezuiverd met een goed gedimensioneerde bezinktank. Het wordt (vooral als calamiteitenvoorziening) sterk aanbevolen om de tank te voorzien van een olieafscheider, bijvoorbeeld door middel van een keerschot. Er wordt bij voorkeur in het vuilwaterriool geloosd.

Ballastwater en koelwater
Ballastwater is oppervlaktewater en kan zonder problemen in het oppervlaktewater worden geloosd, tenzij er zout ballastwater in zoet oppervlaktewater wordt geloosd. Ballastwater zit over het algemeen is speciale ballasttanks. Bij het in het dok brengen kan het water direct in het oppervlaktewater, dus zonder tussenkomst van een olie/bezinksel-afscheider worden geloosd.

Indien mogelijk heeft het de voorkeur om koelwater niet via de bestaande voorzieningen (olieafscheider, bezinkput) te lozen. In de praktijk is dit in de meeste gevallen echter niet mogelijk. Het koelwater komt op de dokvloer terecht en wordt via de olie/bezinksel-afscheider geloosd. Dit kan worden toegestaan zolang dit niet leidt tot overbelasting van de zuiveringstechnische voorziening.

Controleaspecten

  • Controle van de bezinktank voor het afvalwater van de dok(ken) of helling(en): aanwezigheid van een drijflaag van olie of andere bestanddelen (drijflaag verwijderen en als gevaarlijk afval afvoeren) en controle van het niveau van het bezinksel in de tank. De controle kan onderdeel zijn van de dok- of hellingdiscipline of worden opgedragen aan de dok- of hellingbaas.
  • Dok- en hellingvloerdiscipline: aanwezigheid en naleving ervan.
  • Lozingseisen: het niet voldoen aan de lozingseisen is een indicatie dat de bronmaatregelen onvoldoende worden toegepast.