Lozen naar de bodem

Lozen op of in de bodem is vooral geregeld met de drie lozingsbesluiten: het Activiteitenbesluit voor inrichtingen, het Besluit lozing afvalwater huishoudens voor particuliere huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen voor de overige lozingen. Bij Wabo vergunningplichtige activiteiten worden lozingen op of in de bodem geregeld in de omgevingsvergunning.

Bevoegd gezag

De gemeente is bevoegd gezag voor bodemlozingen. De van toepassing zijnde maatregelen staan in het gemeentelijk rioleringsplan. Soms heeft de provincie een rol in het kader van de provinciale milieuverordening. Dat gaat bijvoorbeeld om waterwingebieden voor drinkwaterbereiding.

Uitgangspunt: Lozingsverbod

Bodemlozingen zijn in beginsel verboden behalve als dit uitdrukkelijk via algemene regels of een vergunning is toegestaan. Ook dient men zich onder meer te houden aan de zorgplicht uit de Wet Bodembescherming (Wbb) artikel 13. Dit betekent dat verontreiniging of aantasting van de bodem (grond en grondwater) moet worden voorkomen. Het verbod staat voor:

Ontheffing lozingsverbod

De systematiek is bij alle drie de algemene regels gelijk. In het eerste lid van artikel 2.2 van het activiteitenbesluit en Blbi en in artikel 2 van het Blah, staan de  activiteiten waarbij bodemlozingen wél zijn toegestaan.

Voorbeeld

Afstromend hemelwater van eigen terrein, zowel van burger als bedrijf, moet bij voorkeur op eigen terrein in de bodem gebracht (zorgplicht hemelwater).

De algemene uitgangspunten van de algemene regels is dat een lozing niet direct in het grondwater mag plaats vinden. Stoffen moeten eerst door de bodem en of de ondergrond kunnen sijpelen voordat ze in het grondwater terecht komen.

De besluiten bieden ook de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift:

  • lozingen op de bodem toe te staan
  • lozingen direct in het grondwater toe te staan
  • de mogelijkheid om voorwaarden aan deze lozingen te stellen, om het milieu te beschermen.

Bij het opstellen van het maatwerk moet het bevoegd gezag ook voldoen aan de zorgplicht uit de Wet Bodembescherming (Wbb) artikel 13.

De samenhang tussen bodembescherming en grondwater onttrekken of water infiltreren

Zonder vergunning mag men geen grondwater onttrekken of water infiltreren. Dit staat in de Waterwet (artikel 6.4 en 6.5) en het Activiteitenbesluit milieubeheer (artikel 2.2, lid 2).

Meer informatie over grondwater onttrekken of infiltreren is te raadplegen via de pagina grondwater onttrekken of infiltreren.

Bevoegd gezag is het waterschap, gemeente of provincie of een combinatie daarvan. Dit is afhankelijk van het type grondwateronttrekking en of sprake is van belangen van meerdere overheidsorganen. In dat geval beslist het hoogste gezag of zoals besloten tussen bevoegde gezagen.

Bij lozingen door inrichtingen volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), kan een ander overheidsorgaan zijn aangewezen als bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning.

Meer informatie over de bevoegdheid voor lozingen op bodem en grondwater is te raadplegen via de pagina Lozingsroutes en bevoegd gezag.

De samenhang tussen bodembescherming en lozen op het oppervlaktewater

In de besluiten zijn de regels voor bodembescherming afgestemd op de regels voor direct lozen in oppervlaktewater of bodem. Zo is het lozen van afvloeiend hemelwater in oppervlaktewater en bodem zonder voorschriften toegestaan. Behalve als dit afvloeiende hemelwater afkomstig is van een bodembeschermende voorziening.

De overweging hierachter is als volgt. Als er een bodembeschermende voorziening nodig is, dan kan het afvloeiende hemelwater kennelijk verontreinigd worden. En daardoor is ongezuiverd lozen niet acceptabel. Als er geen bodembeschermende voorziening nodig is, is er kennelijk geen gevaar voor bodemverontreiniging. Dan kan men ook zonder zuivering hemelwater lozen in het oppervlaktewater.