Waar staan de doelen precies

De doelstellingen voor de waterlichamen zijn verdeeld over het Besluit kwaliteit en monitoring water 2009 (Bkmw 2009), de onderliggende ministeriële Regeling monitoring kaderrichtlijn water (Regeling monitoring (MR)), STOWA (Stichting toegepast onderzoek water)-rapporten en de individuele waterplannen (zie bij Waterplannen). De basis wordt gevormd door het Bkmw 2009 en de Regeling monitoring.

Chemische doelen

In bijlage I bij het Bkmw 2009 is de goede chemische toestand voor oppervlaktewaterlichamen beschreven. In die bijlage staan de stofnormen uit de richtlijn prioritaire stoffen (een dochterrichtlijn die is vastgesteld op grond van de KRW). Bijlage II van het Bkmw 2009 bevat de richtwaarden voor de goede chemische toestand van grondwaterlichamen. Deze bestaan uit grondwaterkwaliteitsnormen en drempelwaarden.

Grondwaterkwaliteitsnormen zijn Europees vastgestelde normen voor nitraat en de werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Drempelwaarden zijn kwaliteitsnormen die door de lidstaten zelf, per grondwaterlichaam, worden vastgesteld. Nederland heeft voor zes stoffen drempelwaarden vastgesteld: chloride, nikkel, arseen, cadmium, lood en totaal-fosfor. Daarnaast zijn in bijlage III van het Bkmw 2009 de richt- en streefwaarden voor oppervlaktewater dat gebruikt wordt voor het winnen van drinkwater opgenomen.

Ecologische doelen

De goede ecologische toestand is per watertype bepaald volgens wetenschappelijke criteria, zonder dat bij de bepaling daarvan rekening mag worden gehouden met maatschappelijke afwegingen. In de bijlage bij de Regeling monitoring zijn milieukwaliteitseisen voor chemische stoffen opgenomen, die weergeven wanneer een oppervlaktewaterlichaam in de goede ecologische toestand verkeert.

De wetenschappelijke normen voor de niet-chemische elementen van de goede ecologische toestand staan per type oppervlaktewaterlichaam in het rapport "Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de kaderrichtlijn water (STOWA 2007-32 (pdf, 8.1 MB)). Het rapport bevat indicatoren, die aangeven wanneer is voldaan aan de richtwaarden voor de goede ecologische toestand van oppervlaktewateren. Het gaat dan om indicatoren voor de biologische kwaliteitselementen (vissen, waterplanten, bodemleven en algen).

Uitzonderingen

In de plannen op grond van de Waterwet kan op grond van maatschappelijke afwegingen worden afgeweken van de wetenschappelijk vastgestelde doelstellingen uit het Bkmw 2009, de Regeling monitoring en het STOWA-rapport. Dit mag alleen indien aan de voorwaarden is voldaan die daarvoor gelden op grond van de KRW. Zo mag bijvoorbeeld voor kunstmatige en sterk veranderde waterlichamen een aangepaste kwaliteitsdoelstelling worden afgeleid voor het ecologische deel van de goede toestand, waarbij rekening wordt gehouden met de onomkeerbare hydromorfologische veranderingen die het waterlichaam heeft ondergaan. Dit geldt dus niet voor de chemische doelstellingen (stofnormen).

Voor kunstmatige en sterk veranderde oppervlaktewaterlichamen kan een goed ecologisch potentieel worden afgeleid: een minder ambitieuze doelstelling, waarbij rekening is gehouden met de onomkeerbare hydromorfologische ingrepen die in deze waterlichamen zijn gedaan. Het goede ecologische potentieel (GEP) wordt afgeleid op basis van de richtwaarden voor de goede ecologische toestand van het meest gelijkende natuurlijke watertype.

Voor rijkswateren is het goede ecologische potentieel per waterlichaam afgeleid en onderbouwd in het BPRW 2016-2021. Voor regionale wateren is dit gebeurd in de regionale waterplannen van de provincies.

Handleiding

Voor de afleiding van het GEP zijn van 2005 tot 2018 de volgende handleidingen gebruikt:

Vanaf 2018 wordt de Handreiking Krw-doelen gebruikt voor de afleiding van het GEP.

Waterplannen

In de waterplannen wordt daarnaast voor elk waterlichaam aangegeven of de daarvoor geldende KRW-doelstellingen in 2015 zijn gehaald. En of (en zo ja, waarom) er gebruik wordt gemaakt van één van de uitzonderingsmogelijkheden die de KRW biedt, zoals fasering of doelverlaging.

Ook is per waterlichaam een overzicht opgenomen van de waterlichaamspecifieke maatregelen die de waterbeheerders in de komende planperiode gaan nemen om de KRW-doelstellingen te gaan halen. Denk hierbij aan het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vistrappen.

Daarnaast geldt op grond van het NWP voor alle waterlichamen een groot aantal generieke maatregelen, zoals het bestaande reductiebeleid voor milieubelasting vanuit diffuse bronnen. In de waterplannen van de waterbeheerders wordt hiernaar verwezen. Voor lozingen van stoffen zijn vooral dit soort generieke maatregelen van belang.