Beleid, wet- en regelgeving

Rijksbeleid

Nationaal Waterplan

De hoofddoelstelling voor waterbeheer in Nederland is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP): Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst. Het NWP is per 22 december 2009 de vervanger van de Vierde Nota Waterhuishouding en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Dit eerste Nationaal Waterplan is ook een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening. Het is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.

In het nieuwe (ontwerp) Nationaal Waterplan (2016-2021) staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is.
Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.

Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050. Onderdeel van het Nationaal Waterplan zijn:

  • de Deltabeslissingen (waterveiligheid, zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie),
  • de Beleidsnota Noordzee,
  • de verankering van afspraken die betrekking hebben op water vanuit het Energieakkoord,
  • de Natuurvisie,
  • de Internationale Waterambitie,
  • de geactualiseerde plannen en maatregelenprogramma’s waarmee we voldoen aan de Europese eisen voor waterkwaliteit, overstromingsrisico's en het mariene milieu.

Het instrument voorzieningenniveau zal de relatie tussen zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke ordening versterken. Als in een bepaald gebied de beschikbaarheid van zoetwater inzichtelijk is, ontstaat duidelijkheid voor de grootgebruikers van zoetwater. Bijvoorbeeld voor industrie en glastuinbouwbedrijven. Dit geldt ook voor de kans op watertekorten, in normale en droge situaties. Er is sprake van transparantie, voorspelbaarheid en een handelingsperspectief voor deze (groot)gebruikers van zoetwater. Zo kan een gemeente beoordelen of het wenselijk is om functies met een grote behoefte aan zoet water in een bepaald gebied te realiseren.

Beleidskeuzes ruimtelijke adaptatie:

  • Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben de gezamenlijke ambitie dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Bij (her)ontwikkelingen is er geen extra risico op schade en slachtoffers door een overstroming, voor zover dat redelijkerwijs haalbaar is.
  • Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben afgesproken dat klimaatbestendig en waterrobuust inrichten uiterlijk 2020 onderdeel is van het beleid en handelen van deze partijen. Dit doen ze door:
    - Bij hun regionale en lokale ruimtelijke afwegingen de waterrobuustheid en klimaatbestendigheid van het eigen plangebied te analyseren ('weten').
    - En vervolgens de resultaten van deze analyse te vertalen in een gedragen ambitie en een adaptatiestrategie met duidelijke doelen ('willen').
    - De beleidsmatige en juridische doorwerking van deze ambitie borgt men voor uitvoering ('werken').
    Dit heeft ook tot gevolg dat waterrobuust en klimaatbestendig handelen een onderdeel is in nieuwe structuurvisies van het Rijk. Dit wordt onder andere verankerd in de verduurzaming van het MIRT en in de Omgevingsvisie.
  • Het Rijk zorgt ervoor dat de watertoets behouden blijft als wettelijk procesinstrument, waarbij de toepassing vroeg in het ruimtelijk proces plaatsvindt. Het procesinstrument watertoets ondersteunt het op tijd meewegen van klimaatbestendig en waterrobuust inrichten bij ruimtelijke ontwikkelingen.
  • De overheden stellen gezamenlijk de Handreiking ruimtelijke adaptatie en een Stimuleringsprogramma ruimtelijke adaptatie beschikbaar als ondersteunende instrumenten voor het bereiken van de ambitie. Het Rijk is een partner in het stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
  • Het Rijk zorgt ervoor dat nationale vitale en kwetsbare functies uiterlijk in 2050 beter bestand zijn tegen overstromingen. Ook zorgt het Rijk dat zij daarvoor in 2020, of zoveel eerder als mogelijk, beleid en/of regelgeving heeft vastgesteld.

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water is sinds december 2000 van kracht en is gericht op het realiseren van duurzaam waterbeheer. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd:

  • oppervlaktewater; bereiken van ecologisch goede toestand voor grotere wateren en bereiken van chemisch goede toestand voor alle wateren
  • grondwater; beschermen, verbeteren en herstellen van grondwater, streven naar evenwicht in onttrekking en aanvulling en reduceren van de grondwaterverontreiniging
  • beschermde gebieden; deze moeten voldoen aan de strengste normen die hiervoor zijn opgesteld (Europese of nationale)
  • harmonisatie Europese waterwetgeving in twee stappen, 2007 en 2013
  • duurzaamheidscriteria; zorgvuldige afweging van belangen door een economische analyse.

De kaderrichtlijn schrijft voor dat de doelstellingen met maatregelen op stroomgebiedsniveau moeten worden gerealiseerd. De stroomgebieden in Nederland zijn Eems, Rijn, Maas en Schelde. De eerste maatregelenprogramma’s moeten in 2009 klaar te zijn en in 2015 zijn geïmplementeerd in onder meer bestemmingsplannen. Daarna zijn er nog twee keer 6-jarige actualisaties voorzien. Na de decembernota 2006 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat in februari 2007 een brief aan gemeenten, provincies en waterschappen gestuurd. Daarin vroeg de minister aandacht voor een geïntegreerde aanpak van het (regionale) waterbeheer. De verschillende maatregelen moeten we meer in samenhang met elkaar bekijken. Het gaat daarbij om de deelterreinen van:

  • Kaderrichtlijn water,
  • Waterbeheer 21-ste eeuw (wateroverlast) en
  • Stedelijke wateropgave (waaronder adequate riolering)

Beleidslijn grote rivieren

Deze beleidslijn is de opvolger van de Beleidslijn ruimte voor de rivier en geldt voor alle grote rivieren. De Beleidslijn grote rivieren is bedoeld om plannen en projecten in het rivierbed te kunnen beoordelen. Onder voorwaarden worden mogelijkheden geboden voor wonen, werken en recreëren in het rivierbed. De voorwaarden hebben betrekking op de afvoercapaciteit van de rivier ter plaatse: nieuwe activiteiten mogen de afvoer niet hinderen en geen belemmering vormen voor toekomstige verruiming van het rivierbed.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft het beleid en de nationale belangen weer van het Rijk ten aanzien van de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening. Als nationaal belang voor dit onderwerp geldt: ‘ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling’.

In de SVIR is aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk is voor het integrale beheer van het hoofdwatersysteem. Daarnaast is het Rijk samen met de waterschappen, verantwoordelijk voor de bescherming van Nederland tegen overstromingen. Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire waterkeringen, ook die in beheer bij waterschappen.

In de AmvB Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)) zijn regels opgenomen om de nationale belangen te verwezenlijken (zie verder wet- en regelgeving).

Beleid waterschappen, provincies en gemeenten

Daarnaast zijn de watervisies en waterplannen van de waterschappen, provincies en gemeenten van belang. Hierin zijn de concrete gebiedsgerichte aandachtspunten en beschermingszones opgenomen. Vaak beschikken waterschappen ook over een Handreiking watertoets, waarin onder andere de normen voor watercompensatie zijn opgenomen.

Wet- en regelgeving

Naast eerder genoemde stukken waarin beleid staat, worden de verantwoordelijkheden en bevoegdheden over water vastgelegd in wetgeving. De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste Nationaal Waterplan is een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.

Waterwet

De Waterwet heeft tot gevolg dat de waterschappen nu worden belast met het kwantitatieve grondwaterbeheer; een taak die voorheen op grond van de Gww bij de provincies lag. Het grondwaterkwaliteitsbeheer blijft een taak voor een aantal grote gemeenten en de provincies op grond van de Wet Bodembescherming. Waterschappen verzorgen nu dus de vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen. De provincie blijft echter bevoegd gezag voor een aantal specifieke categorieën en de daarmee verband houdende infiltraties (zie artikel 6.4 Waterwet).

Direct hieraan gerelateerd zijn de grondwaterbeschermingsgebieden en regels ter bescherming hiervan, die in een Provinciale milieuverordening (Pmv) worden vastgelegd. In de Pmv's zijn over het algemeen ook kaarten opgenomen waarop de grondwaterbeschermingsgebieden van de provincie nauwkeurig zijn aangegeven. Provincies gaan verschillend om met grondwaterbeschermingsgebieden.

Sommige provincies leggen het primaat van de bescherming van de grondwaterbeschermingsgebieden bij de ruimtelijke ordening. In het bestemmingsplan moet onderscheid gemaakt worden in de 25-jaars-beschermingszone en het waterwingebied. Deze gebieden moeten een bestemming krijgen die voorrang geeft aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en de drinkwaterwinning.

In andere provincies heeft het milieubeleid het voortouw. Via de provinciale milieuverordening worden regels gesteld en uitgevoerd. In het bestemmingsplan hoeft dan geen aparte regeling te worden opgenomen. Wel is het raadzaam altijd de 1-en 25-jaars beschermingszones op de bestemmingsplankaart aan te geven. In die gebieden zijn er strengere beschermingsniveaus waardoor niet alle activiteiten zonder meer zijn toe te laten.

De kwalitatieve bescherming van grondwaterlichamen wordt in beperkte mate door de Waterwet afgedekt. In het planstelsel van de Waterwet speelt de bescherming en bevordering van de chemische kwaliteit van grondwatersystemen wel een belangrijke rol.

De wet regelt (in hoofdstuk 6) het lozen van stoffen en het inbrengen of onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam. Voor grondwaterlichamen is alleen onttrekking van grondwater en infiltratie (om dit later weer te onttrekken) van water geregeld.

Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr)

Ook de Wbr is, als het gaat om de 'water' gerelateerde onderwerpen, opgegaan in de Waterwet. De Wbr had tot doel het stellen van regels ter verzekering van het doelmatig en veilig gebruik van waterstaatswerken in beheer bij het Rijk. De Wbr stelde dat men een vergunning van de Minister van Verkeer en Waterstaat nodig had. Die vergunning was nodig om gebruik te maken van een waterstaatswerk anders dan waarvoor het waterstaatswerk bestemd zou zijn. Deze bepalingen staan nu zo goed als ongewijzigd in de Waterwet.

De Wbr is niet ingetrokken. De Wbr regelt namelijk aan aantal zaken voor de rijkswegen. Dat deel is in stand gebleven.

Wet op de ruimtelijke ordening (Wro)

Binnen de nieuwe Wro wordt een nationaal of regionaal waterplan aangemerkt als een structuurvisie krachtens de Wro. Dat betekent dat ter verwezenlijking van het (ruimtelijke) waterbeleid ook de bevoegdheden krachtens de Wro kunnen worden ingezet.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (AMvB Ruimte)

In de AmvB Ruimte zijn regels opgenomen om de nationale belangen uit de SVIR te verwezenlijken. In kaarten staat aangegeven waar de regels betrekking op hebben. Hierop zijn het kustfundament, de grote rivieren, het IJsselmeergebied en de Waddenzee en het Waddengebied weergegeven. In de regels staan bijvoorbeeld vrijwaringszones en beschermingszones weergegeven.