Structuurvisie

Met de structuurvisie kunnen de ruimtelijke ontwikkelingen afgestemd worden op het aanwezige grondwatersysteem. En de daaruit voortvloeiende grondwaterproblematiek (hoge/lage grondwaterstand). Ook kunnen beleidswensen geagendeerd worden, zoals voldoende ruimte voor drinkwaterwinning en meer gebruik van bodemenergie.

Wat is een structuurvisie?

Het Rijk, de provincies en de gemeenten leggen, op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), hun beleid neer in ruimtelijke structuurvisies. Een structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de plan ontwikkeling van een gebied. De structuurvisie is een beleidsinstrument. Met dit instrument kunnen overheidsorganen sturing geven aan de ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied. Omdat overheidsorganen structuurvisies moeten afstemmen met de verschillende betrokken overheidsorganen kan het (grond‐)waterbelang hierin geborgd zijn (op voorwaarde dat het ruimtelijk relevant is).

Een structuurvisie bindt alleen het bestuursorgaan dat de structuurvisie heeft opgesteld. Het Rijk of de Provincie kan haar beleid (uit de structuurvisie) door laten werken naar lagere overheden. Het Rijk kan dit doen door regels op te nemen in het Besluit Algemene regels Ruimtelijke ordening (Barro). De provincie kan dit doen door regels op te nemen in de Provinciale (Ruimtelijke) Verordening.

Als een gemeente een structuurvisie voor haar grondgebied opstelt, kan zij niet zomaar van afwijken van de structuurvisies van het Rijk en de Provincie. Als dit toch gebeurt, moet zij dit zorgvuldig onderbouwen. Bijvoorbeeld in het bestemmingsplan waar de gemeente een ontwikkeling mogelijk maakt die in strijd is met de structuurvisie. Omdat structuurvisies moeten worden afgestemd met de verschillende overheidsorganen kan het (grond‐)waterbelang worden geborgd (als het ruimtelijk relevant is). De verschillende overheden hebben in verschillende Bestuursakkoorden Water afgesproken de watertoets ook toe te passen bij het ontwikkelen van structuurvisies.

Vorm en rol structuurvisie

Een structuurvisie kan verschillende vormen hebben. Overheden zijn hierin vrij te kiezen:

  • integrale structuurvisie voor het gehele grondgebied van de gemeente (zogenaamde gemeentelijke structuurvisie)
  • gebiedsgerichte structuurvisie gericht op een gebiedsontwikkeling
  • structuurvisie voor sectorale aspecten, zoals bijvoorbeeld een waterstructuurvisie

In alle drie typen structuurvisies kan de gemeente grondwater meenemen. Voor specifieke gebieden kan de gemeente dan aangeven, of het belangrijk is bij ontwikkelingen rekening te houden met grondwater. Soms zijn in bepaalde gebieden nieuwe ontwikkelingen uitgesloten. Het belang van het grondwater (bijvoorbeeld drinkwaterwingebied) weegt dan zwaarder dan het belang van de ontwikkeling.

Een structuurvisie kan beleid bevatten voor onder andere:

  • voldoende ruimte voor waterberging
  • voldoende ruimte voor drinkwaterwinning
  • meer gebruik van bodemenergie

De structuurvisie kan daarnaast agenderend zijn. En stimuleren dat er aandacht is voor grondwater bij locatiekeuze en gebiedsinrichting. Voorkom zo dat functies die snel last hebben van hoge grondwaterstanden in gebieden komen met een hoge grondwaterstand. Deze gebieden zijn vaak wel geschikt voor natuurontwikkeling of openbaar groen en kunnen daarvoor aangewezen worden.

Met voldoende ruimte voor water in een gebied kunnen hoge grondwaterstanden worden tegengegaan.

De structuurvisie kan ook effectbeperkende maatregelen agenderen.

Met de structuurvisie kunnen de ruimtelijke ontwikkelingen afgestemd worden op het aanwezige grondwatersysteem. En de daaruit voortvloeiende grondwaterproblematiek (hoge/lage grondwaterstand). Ook kunnen beleidswensen geagendeerd worden, zoals voldoende ruimte voor drinkwaterwinning en meer gebruik van bodemenergie.

Watertoets

De watertoets is ook een grondwatertoets. Hierdoor kunnen voorzienbare problemen, zoals grondwateroverlast of onderlast, zoveel mogelijk worden voorkomen. In relatie tot gebiedsgericht grondwaterbeheer kan een grondwatertoets ook uitmonden in kansen voor de omgeving, zoals

  • het benutten van grondwateroverschotten,
  • het aanvullen van grondwatertekorten en/of
  • het hergebruik van verontreinigd grondwater

Deze kansen kunnen worden opgenomen in de structuurvisie.

De watertoets is wettelijk niet verplicht voor structuurvisies op basis van de Wro. Belangrijk is dat de verschillende overheden hebben afgesproken de watertoets wel toe te passen bij het ontwikkelen van structuurvisies. Deze afspraken komen uit de diverse Bestuursakkoorden Water. Wettelijk dus geen verplichting, maar in de praktijk is de afspraak hiertoe wel gemaakt.

De watertoets omvat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen. Het gaat hierbij om alle wateren: zout en zoet water, grond- en oppervlaktewater. De gevolgen (zoals veiligheid en wateroverlast, waterkwaliteit, verdroging), van een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op het watersysteem, moet de gemeente of initiatiefnemer in beeld brengen.

De waterbeheerder van het gebied beoordeelt het plan of het besluit en geeft advies over de waterhuishoudkundige aspecten. Idealiter werken de gemeente en de waterbeheerder van begin af aan samen bij het opstellen van de structuurvisie. Soms kan in plaats van de gemeente het Rijk of de provincie verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ordening. De initiatiefnemer van de watertoets betrekt dit advies in de belangenafweging. De resultaten van de watertoets worden verwerkt in de waterparagraaf van de structuurvisie.