Lozingsroutes en bevoegd gezag

Welk overheidsorgaan bevoegd gezag is voor een lozing van afvalwater hangt af van de lozingsroute. Waar wordt het water naar afgevoerd. De basis voor benoeming van een bevoegd gezag kan zijn de Wet milieubeheer, de Wabo, de Waterwet en de Wet bodembescherming.

Een bevoegd gezag mag een besluit nemen tot:

  • het verlenen van een vergunning
  • het stellen van maatwerkvoorschriften bij algemene regels
  • het beoordelen van aangevraagde gelijkwaardige voorzieningen
  • handhaving
  • het opnemen van voorschriften in een verordening

Het bevoegd gezag heeft de plicht tot het uitvoeren van toezicht.

De lozingsroutes zijn:

Lozen op of in het oppervlaktewater.

De waterbeheerder is bevoegd gezag voor alle directe lozingen in het oppervlaktewater. Voor de rijkswateren is dit Rijkswaterstaat, namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en voor de andere wateren is dat een waterschap.

Dit is lozen als bedoeld in artikel 6.2, lid 1 van de Waterwet. In beginsel zijn lozingen in het oppervlaktewater op grond dit artikel van de Waterwet verboden en is er een vergunning nodig. Met de verschillende AMvB's, algemene regels, wordt dit lozingsverbod, voor bepaalde lozingen en onder bepaalde voorwaarden, opgeheven.

Bij de pagina over vergunningplichtig lozen vindt u voor welke lozingen de vergunningplicht van de Waterwet is vervangen door algemene regels.

Lozen op een RWZI, zonder tussenkomst riolering.

Het waterschap is bevoegd gezag voor lozingen direct, rechtstreeks, op een zuiveringtechnisch werk (RWZI). Het waterschap is de beheerder van een RWZI. Een directe lozing is een lozing zonder tussenkomst van een rioolstelsel. Dit kan een lozing zijn via een werk of een aanvoer van afvalwater per as.

Dit is lozen als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, Waterwet. Net als bij lozing op oppervlaktewater wordt het lozingsverbod bij bepaalde lozingen en onder bepaalde voorwaarden, opgeheven. Binnen het Activiteitenbesluit en het Besluit lozen buiten inrichtingen gelden voor die lozingen op de RWZI via een werk dezelfde voorwaarden als bij lozen in het vuilwaterriool. Voor afvoer van afvalwater per as is de afvalstoffenwetgeving van toepassing.

Bij vergunningplichtig lozen vindt u voor welke lozingen de vergunningplicht van de Waterwet is vervangen door algemene regels.

Lozen in rioolstelsels

De gemeente is meestal het bevoegd gezag voor een lozing in een rioolstelsel. Een lozing op riolering wordt vaak indirecte lozing genoemd, de lozing komt niet direct in het oppervlaktewater. Voor bedrijven, inrichtingen volgens de Wabo, is in bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) bepaald wie bevoegd gezag is. Het Wabo-bevoegd gezag kan ook de provincie zijn en in bepaalde gevallen het rijk, minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) voor militaire inrichtingen de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Economische Zaken (EZ) voor mijnbouwinstallaties. Zie ook Bevoegd gezag op de InfoMil website.

Definitie rioolstelsels

Volgens de definitie van de Wm moet riolering, aan twee criteria voldoen;

  1. Er moet afvalwater mee worden ingezameld en
  2. Er moet afvalwater mee getransporteerd worden.

Er bestaan verschillende rioolstelsels, daarbij wordt verschil gemaakt in het soort afvalwater dat afgevoerd wordt. Bijvoorbeeld een hemelwaterriool, voor afvoer van hemelwater vaak heet dit ook schoonwaterriool.

Een vuilwaterriool is:

  • een openbaar vuilwaterriool, beheerd door de overheid,
  • Een ander stelsel, voorziening wat afvalwater vervoert naar een RWZI of een afvalwaterzuivering  volgens een watervergunning stedelijk afvalwater mag zuiveren
  • Een "werk" niet zijnde een riolering, wat afvalwater afvoert naar een RWZI.

Zie in dat verband ook een artikel in het blad Handhaving nr. 5 van 2010. Er is dus een nadrukkelijke samenwerking tussen gemeente en waterbeheerder vereist voor het regionale lozingenbeleid. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de handleiding gemeentelijk beleid voor afvalwater.

Advies bij een lozing op een rioolstelsel, indirecte lozing

Om tot goede lozingsvoorschriften te komen moet het bevoegd gezag afstemmen met de rioolbeheerder. Soms stelt het rioolstelsel bepaalde eisen aan de lozingen, bijvoorbeeld het maximale debiet dat geloosd kan worden. De gemeente is vaak de rioolbeheerder maar soms is er een andere partij rioolbeheerder, bijvoorbeeld bij een gezamenlijk bedrijfsriool.

Met de beheerder van de zuivering waarop het riool aansluit moet  afgestemd worden. Vaak is dat een zuivering, een RWZI, die beheerd wordt door de waterbeheerder. Als de riolering uitkomt op een zuivering die beheerd wordt door een ander partij, bijvoorbeeld bij een bedrijvenpark, kan deze partij bepaalde voorwaarden stellen, die in de afwegingen meegenomen moeten worden. De beheerder van de zuivering moet beoordelen of de zuivering afvalwater kan en mag verwerken. Zie hiervoor het Adviesrecht van de waterbeheerder bij vergunningverlening voor indirecte lozing.

Lozen in of op de bodem

Lozingen in of op de bodem kunnen zowel gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer (Wm) als op  de Wet Bodembescherming (Wbb). De gemeente is het bevoegd gezag voor lozingen op en in de bodem.

Uitzondering hierop zijn:

  • lozingen bij bedrijven, inrichtingen volgens de Wabo, als daar een ander overheidsorgaan is aangewezen als bevoegd gezag.
  • Bij lozingen buiten bedrijven als de lozingen plaatsvinden op een diepte van meer dan 10 meter beneden het maaiveld. De provincie is daarvoor bevoegd gezag.
  • Bij lozingen die samengaan met activiteiten op grond van artikel 6.4 Waterwet is ook de provincie het bevoegd gezag. Op basis van artikel 6.4 Waterwet zijn Gedeputeerde Staten van de provincie bevoegd gezag voor het onttrekken grondwater of infiltreren van water voor:
  1. onttrekkingen van meer dan 150.000 m3 per jaar;
  2. de openbare drinkwatervoorziening of een bodemenergiesysteem.

Let op aparte BG-regeling

In de regel is dus gemeente of provincie bevoegd gezag. Voor brijn kan wat anders gelden. Brijn is een restproduct van een onttrekking en zuivering van brak (grond)water. Als voor de onttrekkings-/infiltratievergunning het waterschap bevoegd gezag is (dat zal bijvoorbeeld zo zijn bij landbouw/ glastuinbouw die zoetwaterlenzen aanleggen, om daar in tijden van droogte gebruik van te maken) kunnen aan deze ‘onttrekkings/infiltratievergunning’ ook bodemlozingsvoorschriften worden gesteld (zie artikel 2.2, vijfde lid Ab). Het Blbi kent eenzelfde bepaling (art. 2.2, lid 5 Blbi). Als hiervan sprake is, is het Ab (of Blbi) niet van toepassing. In deze constructie stelt het waterschap dus bodemlozingsvoorschriften daar waar normaal gesproken gemeente of provincie hiervoor bevoegd is.

Provinciale regels bij lozing op de bodem

De provincie kan aanvullende eisen stellen bij lozing bij lozing op de bodem. Dit gebeurt door het opstellen van een provinciale milieuverordening (PMV) (artikel 1.2 Wm). In de verordening zijn gebieden aangewezen waar aanvullende eisen gelden ten opzichte van de algemene regels, zoals het Activiteitenbesluit, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen.

In de verordening kan worden aangegeven dat bij vergunningplichtige inrichtingen  aanvullende eisen opgenomen worden in de omgevingsvergunning.