Peilbesluiten

Het oppervlaktewaterpeil heeft een sterke relatie met de ruimtelijke ordening, want het is van belang voor het grondgebruik. Bij het vaststellen van het gewenste peil moet rekening gehouden worden met de eisen die de aan de grond gegeven bestemming (zoals natuur, landbouw of stedelijk gebied) stellen aan de drooglegging (het verschil tussen het maaiveld en het oppervlaktewaterpeil). Daarnaast houdt de waterbeheerder natuurlijk rekening met de eisen die de ecologische kwaliteit van watersystemen en de aan watersystemen toegekende functies (zoals scheepvaart) stellen aan het waterpeil.

Op basis van artikel 5.2 van de Waterwet stelt de waterbeheerder voor de aangewezen oppervlaktewaterlichamen het gewenste waterpeil vast in een peilbesluit. Voor rijkswateren staat dit in artikel 5.2 van het Waterbesluit. Voor de regionale wateren wijzen de provincies wateren aan in de Verordening Water. Sinds de Waterwet is het ook mogelijk een peilbesluit vast te stellen voor bepaalde grondwaterlichamen. Voor zover bekend maakt de praktijk hier nog geen gebruik van.

De in een peilbesluit vastgestelde waterstanden of bandbreedten leveren een inspanningsverplichting op voor de beheerder. De vastgestelde peilen moeten zoveel mogelijk worden gehandhaafd, tijdens de daarbij aangegeven perioden. Zo kunnen er bijvoorbeeld zomer- en winterpeilen worden vastgesteld.

Belangenafweging

Vanwege verschillende belangen die met een peilbesluit worden behartigd, zal het gekozen peil vaak verschillende functies dienen. Dit is niet altijd even goed mogelijk. De waterbeheerder moet een zorgvuldige belangenafweging maken. Daarbij moet de waterbeheerder zo goed mogelijk alle aanwezige functies tegemoetkomen, die in meer of mindere mate met elkaar op gespannen voet kunnen staan. Rijkswaterstaat en het waterschap hebben de nodige beoordelingsvrijheid (beleidsvrijheid) bij het vaststellen van een peilbesluit. Van belang is natuurlijk wel dat het peilbesluit goed wordt gemotiveerd.

In gevallen waarin men grote fluctuaties van het waterpeil door natuurlijke omstandigheden kan verwachten, is het niet reëel om een vast peil aan te houden. Waar geen peilbesluit geldt, kan wel een streefpeil zijn opgenomen in het beheerplan van de waterbeheerder.

Juridische status

Peilbesluiten komen in de regel tot stand na een uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht). De wet laat het aan de praktijk over welke voorbereidingsprocedure gevolgd wordt, zij het dat voor rijkswateren de uitgebreide procedure gevolgd moet worden (artikel 5.2 Waterbesluit). Tegen de vaststelling van een peilbesluit kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank (na indienen van een zienswijze/het maken van bezwaar) en eventueel hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.