Primaire en niet primaire waterkeringen

De Waterwet geeft de veiligheidsnormen voor primaire waterkeringen. Voor aangewezen niet-primaire waterkeringen moeten ook veiligheidsnormen worden opgesteld vergelijkbaar met de normen voor primaire waterkeringen. Die aanwijzing vindt voor keringen in beheer bij het rijk plaats via ministeriële regeling. Voor keringen in beheer bij een waterschap vindt aanwijzing plaats via provinciale verordening.

Normen voor primaire waterkeringen

Artikel 2.2 Waterwet geeft de veiligheidsnorm voor primaire waterkeringen.
Voor primaire waterkeringen bestemd voor de directe kering van buitenwater wordt de norm in bijlage II bij de wet per dijktraject bepaald (art. 2.2, eerste lid onder a Waterwet). Deze is uitgedrukt in de technische termen van een zogenaamde ‘overstromingskans per jaar’. Dit is de kans op een overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering, rekening houdend met allerlei mogelijke waterstanden en sterkteaspecten van de kering, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade.

Er zijn ook enkele primaire waterkeringen, die niet tot de directe kering van buitenwater zijn bestemd, omdat deze ofwel dienen ter compartimentering van een dijkring ofwel achter een andere primaire waterkering liggen. Voor deze kleinere categorie, die in het verleden als ‘C-keringen' werd aangeduid, geldt op basis van het eerste lid onder b van artikel 2.2 Waterwet een faalkans per jaar waarop het dijktraject ten minste berekend moet zijn.

De veiligheidsnormen zijn gericht tot de beheerder van de primaire waterkeringen. Dit is doorgaans een waterschap, er zijn enkele uitzonderingen zoals de Afsluitdijk, de Oosterscheldekering en de Maeslantkering die in beheer zijn bij het Rijk.

Type norm: overstromingskans en hydraulische belasting

De mate van zorg die de beheerder volgens artikel 2.2, eerste lid Waterwet, heeft te betrachten wordt uitgedrukt in de technische termen van een ‘overstromingskans'. De beheerder heeft te zorgen dat de primaire waterkering in een zodanige toestand verkeert dat de gemiddelde kans per jaar op overstroming van deze waterkering in overeenstemming is of kleiner is dan de in bijlage II bij de Waterwet aangegeven signaleringswaarde.

Sinds 1 januari 2014 is de termijn van artikel 2.3 Waterwet, waarbinnen de hydraulische belasting moeten worden vastgesteld, verlengd. De termijn van zes jaar is verlengd naar eens in de twaalf jaar. Dit houdt verband met de verlenging van de termijn waarbinnen de waterkeringbeheerder verslag moet doen van de waterveiligheid. Ook die termijn bedraagt twaalf jaar (art. 2.13 Waterwet).

Overstap van overschrijdingskans naar overstromingskans

Sinds 1 januari 2017 is de technische norm gewijzigd van een overschrijdingkans naar de meer omvattende overstromingskans. Waar de overschrijdingskans enkel zag op de kans op overstroming door het overschrijden van een bepaalde waterstand, ziet de overstromingskans op de kans op overstroming door het bezwijken van een primaire waterkering. In een overstromingskans zijn dan ook meerdere faalfactoren van een waterkering verdisconteerd.

In het kader van het Deltaprogramma wordt onderzoek gedaan naar verbetering van de normering voor waterveiligheid. Naast het nieuwe normenstelsel wordt ook gekeken of via de ruimtelijke inrichting de waterveiligheidsrisico's kunnen worden beheerst en hoe Nederland zich beter kan voorbereiden op een watersnoodramp.

Voordat de nieuwe normering van kracht werd, werd ook in de praktijk al verder gekeken dan de toenmalige normen. Zo achtte de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het niet onredelijk dat een waterschap bij het ontheffingenbeleid voor bouwen naast de waterkering (in de beschermingszone) rekening houdt met het profiel van de waterkering (‘profiel van vrije ruimte') dat nodig is om in 2050 aan de wettelijke
veiligheidsnorm te voldoen (ABRvS 8 juni 2011, 201007725/1/H2, LJN BQ7482). Op die manier werkt het waterbeheer sturend richting de wereld van de ruimtelijke ordening.

Normen voor niet-primaire waterkeringen

In artikel 2.4 Waterwet geeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en provincies de opdracht ook voor daarbij aan te wijzen niet-primaire waterkeringen veiligheidsnormen vast te stellen, vergelijkbaar met de normen voor primaire waterkeringen. Uit de redactie "voor daarbij aan te wijzen andere dan primaire waterkeringen" blijkt dat er beleidsvrijheid is over de vraag voor welke niet-primaire waterkeringen veiligheidsnormen opportuun zijn.

Voor waterkeringen in beheer bij het Rijk kan de aanwijzing en normstelling gaan via ministeriële regeling (Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2017). Voor waterkeringen in beheer bij anderen dan het Rijk door de provincie bij verordening.

Evaluatie veiligheidsnormering

Volgens artikel 2.13 Waterwet is de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verplicht om eens in de twaalf jaar de in bijlage II en III aangegeven normen voor dijktrajecten op doeltreffendheid en effecten te evalueren.