Procedure aanvraag watervergunning

Er zijn twee mogelijke procedures voor het krijgen van een watervergunning. De 'reguliere voorbereidingsprocedure' en de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure'. Het bevoegd gezag bepaalt op basis van de vergunning die een lozer aanvraagt welke procedure geldt.

Inhoud

Uitgangspunt is de reguliere voorbereidingsprocedure

Het volgen van de reguliere voorbereidingsprocedure (afdeling 4.1.2 Awb) is het uitgangspunt van de Waterwet. In artikel 3:10, eerste lid van de Awb staat dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure geldt als:

  • dit in een wettelijk voorschrift staat, of
  • het bestuursorgaan daar een besluit over neemt

Het bevoegd gezag stuurt na ontvangst van de aanvraag een bericht naar de aanvrager dat het bevoegd is. Hierin laat het bevoegd gezag ook weten welke procedure zij volgt voor het verlenen van de watervergunning.

De reguliere voorbereidingsprocedure duurt ongeveer 8 weken. Na publicatie van het besluit kunnen belanghebbenden bezwaar maken. Na de beslissing op het bezwaar, kunnen de belanghebbenden daartegen beroep instellen bij de rechter.

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure

In enkele gevallen bereidt het bevoegd gezag de watervergunning voor volgens de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' van afdeling 3.4. Awb en 13.2 van de Wet milieubeheer. Deze gevallen staan in artikel 6.16 van de Waterwet. Het gaat dan om:

  • het lozen in een oppervlaktewaterlichaam of op een zuiveringtechnisch werk
  • het storten van stoffen in zee
  • het onttrekken van grondwater of infiltreren van water als bedoeld in artikel 6.4 van de Waterwet. Open bodemenergiesystemen vallen hier niet onder (artikel 6.1c Waterbesluit)

Voor deze gevallen geldt dat iedereen zienswijzen kan indienen op de ontwerp-vergunning. Het bevoegd gezag moet uiterlijk 6 maanden (26 weken) nadat de aanvraag is binnen gekomen een definitief besluit nemen. Daarna is er alleen nog beroep mogelijk bij de rechter.

Uitzonderingen waarvoor toch de reguliere procedure geldt

Met een Algemene maatregel van bestuur (AMvB) kan men bepalen dat het bevoegd gezag de uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet hoeft te volgen. Zo bepaalt artikel 6.1b Waterbesluit dat toch de reguliere procedure geldt voor:

  • lozingen vanuit inrichtingen type A en B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, en
  • lozingen die plaatsvinden buiten inrichtingen

Dit betekent dat alleen vergunningaanvragen voor de volgende activiteiten de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' volgen:

  • lozingen vanuit inrichtingen type C als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer
  • het storten van stoffen
  • het onttrekken van grondwater of infiltreren van water voor de openbare drinkwatervoorziening of grote industriële toepassingen

Voor alle andere aanvragen voor watervergunningen geldt de reguliere procedure. Dit geldt niet alleen voor de 'voorbereiding' van de watervergunning, maar ook voor een wijziging of intrekking daarvan.

In het handboek water vindt u uitgebreide informatie over de procedures .

Grondwateronttrekkingen en infiltraties

Voor grondwateronttrekkingen en infiltraties is van belang dat de 'uniforme openbare voorbereidingsprocedure' alleen geldt bij gevallen waarin gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn. Artikel 6.16 van de Waterwet geldt niet voor grondwateronttrekkingen en infiltraties die niet onder artikel 6.4 van de Waterwet vallen. Het gaat hier om gevallen waarvoor het waterschap of het Rijk bevoegd gezag zijn.

De reguliere voorbereidingsprocedure geldt als het Rijk bevoegd is voor vergunningaanvragen voor grondwateronttrekkingen en infiltraties. Of afdeling 3.4 Awb geldt voor grondwateronttrekkingen die onder de Keur vallen, bepaalt de Keur zelf. Als de Keur hierover niets bepaalt, geldt de reguliere voorbereidingsprocedure.

Het bestuur van het waterschap heeft in sommige gevallen het recht om advies uit te brengen. Het gaat daarbij om aanvragen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water waarvoor gedeputeerde staten bevoegd gezag is (artikel 6.4 van de Waterwet). Gedeputeerde staten moet het bestuur in de gelegenheid stellen advies uit te brengen (artikel 6.16, lid 2 van de Waterwet). Gedeputeerde staten mag de vergunning niet verlenen als zij het bestuur van het waterschap niet om advies gevraagd hebben.