Verbruik, activiteiten en boekhouding
Alleen activiteiten die de drempelwaarde, uitgedrukt in kg VOS-verbruik per jaar, halen, vallen onder afdeling 2.11 van het Activiteitenbesluit. Zodra een activiteit met oplosmiddelen onder deze afdeling valt is voor die activiteit een boekhouding verplicht (art. 2.32 besluit). Er moet dan onder andere inzicht geven worden in het VOS- verbruik (art. 2.13 regeling). Als meerdere activiteiten onder afdeling 2.11 vallen dan moet de boekhouding per activiteit inzicht geven in het VOS-verbruik.
Alle activiteiten met oplosmiddelen binnen de inrichting worden in principe samen als één oplosmiddeleninstallatie beschouwd (per inrichting is er maar 1 installatie).
De boekhouding moet betrekking hebben op een periode van 12 aaneengesloten maanden, dit hoeft geen kalenderjaar te zijn (art. 2.13 regeling). Binnen 13 weken na deze periode moet de boekhouding zijn opgesteld.
Formule verbruik
Artikel 2.14 lid 1 van het besluit definieert verbruik als input verminderd met hergebruik.
De Activiteitenregeling definieert input als VOS ingezet (I1) vermeerderd met VOS hergebruikt binnen de activiteit (I2). Dus input = I1+I2.
Naast intern hergebruik definieert de regeling VOS hergebruikt buiten de activiteit, O8. Bij O8 hoort niet VOS die als onderdeel (O7) of als redsidu (O3) in het product achterblijft, dit wodt meegeteld bij I1. Hergebruik is dus I2+O8.
Worden de definities van verbruik, input en hergebruik gecombineerd dan geldt: verbruik = I1+I2 (input) - (I2 + O8) (hergebruik) = I1-O8.
De regeling stelt dan ook in het kort dat verbruik gelijk is aan I1-O8.