Continue metingen

Afhankelijk van het vastgestelde controleregime kan uitvoering van continue metingen nodig zijn voor de controle van de emissie. De informatie op de webpagina Metingen en monitoring en de hieronder liggende webpagina's geldt voor zowel afzonderlijke als continue metingen. Is dit niet het geval dan staat dit vermeld in de tekst. Voor continue metingen gelden daarnaast nog een aantal aanvullende regels. Deze vindt u op deze pagina.

Continue metingen

Het bedrijf moet bij een continue meetverplichting de relevante referentiegrootheden ook continu bepalen. Voorbeelden van referentiegrootheden zijn temperatuur, druk, vocht- en zuurstofgehalte. Hiervan kan het bedrijf in overleg met het bevoegd gezag afzien, als blijkt:

  • dat deze parameters constant zijn
  • voor de beoordeling van de emissie onbelangrijk zijn
  • bepaling met voldoende zekerheid op een andere manier mogelijk is, of
  • meten op continue wijze niet mogelijk is.

Het kan voorkomen dat continue meting van een bepaalde stof om meettechnische redenen niet mogelijk is. Voor bijvoorbeeld dioxines is een continu meting niet mogelijk. In dat geval zijn continue monstername of periodieke metingen de aangewezen methode.

Kwaliteitsborging continue meetapparatuur

De norm NEN-EN 14181 schrijft geen bepaald meetprincipe voor. Wel geeft deze norm procedures om te borgen dat de meetresultaten kunnen voldoen aan een bepaalde onzekerheidseis. NEN-EN 14181 kent drie kwaliteitsborgingniveaus: KBN1, KBN2 en KBN3. De Engelse term is Quality Assurance Levels: QAL1, QAL2 en QAL3. Ook kent deze norm een jaarlijkse controle (JC). De Engelse term is Annual Surveillance Test (AST).

Het InfoMil praktijkblad L40-7C Kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen geeft meer informatie.

Als de vastgestelde controleverplichting een continue meting verplicht stelt, moet deze meting voldoen aan de NEN-EN 14181. Deze NEN-norm waarborgt de kwaliteit van de meetgegevens. De norm is niet verplicht als dit niet uit de vastgestelde controleverplichting blijkt. Het kan zijn dat er geen verplichting is voor een continue meting, maar het bedrijf dit toch uitvoert. Bijvoorbeeld voor processturing. Dan kan het bedrijf dit meetsysteem ook als ERP gebruiken.

Kwaliteitsborgingsniveau 1 (QAL1)

QAL1 is de éénmalige procedure. Hierin vindt evaluatie plaats of een meetsysteem (bemonsterings- en analysesysteem) kan voldoen aan de onzekerheidseis. De procedure staat in NEN-EN-ISO 14956: Luchtkwaliteit - Evaluatie van de geschiktheid van een meetmethode door vergelijking met een vereiste meetonzekerheid. De fabrikant of leverancier van de meetapparatuur voert veelal deze procedure uit in het kader van certificatie of typegoedkeuring.

De onzekerheidseis waaraan toetsing van het meetsysteem plaatsvindt staat niet in de norm NEN-EN 14181 zelf. De Activiteitenregeling geeft aan welke onzekerheidspercentages gelden.

Kwaliteitsborgingsniveau 2 (QAL2)

QAL2 geeft de procedures voor de periodieke kalibratie en validatie van het geautomatiseerde meetsysteem. Deze procedure geldt na installatie en uitvoering van de functionele testen (zie jaarlijkse controle).

De kalibratie bestaat uit een vijfjaarlijkse vergelijking met een afzonderlijke meting volgens de standaard referentiemethode.De kalibratie gebeurt door een serie van minimaal 15 parallelmetingen. Uitvoering van de parallelmetingen vindt gelijktijdig plaats met het bedrijfsmeetsysteem. Een geaccrediteerde meetinstantie voert deze vergelijking uit.

Kwaliteitsborgingsniveau 3 (QAL3)

QAL3 beschrijft de voortdurende kwaliteitscontrole uitgevoerd door de bedrijfsvoerder. De kwaliteitscontrole toont aan dat het geautomatiseerde meetsysteem binnen de geldende onzekerheidseis blijft functioneren. Het bedrijf zorgt doorlopend voor de goede werking van de geïnstalleerde meetapparatuur. Dit doet het bedrijf onder meer door regelmatig onderhoud en door regelmatige controles met controlegassen.

Jaarlijkse controle (AST)

De AST geeft de procedure voor de jaarlijkse controle:

  • of het geautomatiseerde meetsysteem nog steeds binnen de geldende onzekerheidseis opereert zoals aangetoond tijdens de QAL2 procedure, en
  • of de kalibratiefunctie nog geldig is

Tijdens de AST vindt uitvoering van een uitgebreide set functionele testen plaats. Deze richting zich aan de ene kant op de controle van de toestand van de apparatuur. Aan de andere kant richt zich de controle op procedurele aspecten en de resultaten van de voortdurende kwaliteitscontrole van het voorgaande jaar.

De norm stelt dat een ervaren testinstituut de uitvoering van de functionele testen moet uitvoeren. Gezien de aard van deze testen is het waarschijnlijk dat meerdere typen organisaties betrokken zullen zijn bij de uitvoering. Denk hierbij aan kalibratielaboratoria, meetinstanties voor emissiemetingen, onderhoudsorganisaties, leveranciers en inspectieorganisaties. Het verdient daarom aanbeveling om een uitvoeringsplan op te stellen.