Besluit motiveren en borgen in voorschriften

Het bevoegd gezag bepaalt of de activiteit voldoet aan het aanvaardbaar hinderniveau. Maatwerk kan nodig zijn om een aanvaardbaar hinderniveau voor geur te bereiken. Het bevoegd gezag benoemt in de considerans de motivering en borgt het aanvaardbaar hinderniveau in maatwerk- of vergunningvoorschriften.

Motivering besluit en borging in voorschriften

Als maatwerk nodig en mogelijk is, dan stelt het bevoegd gezag voorschriften op in een maatwerkbesluit. Een goede motivatie voor het opleggen van dit maatwerk is nodig. De motivatie bevat het besluit over het aanvaardbaar hinderniveau, de voorschriften en de wijze van toezicht. Het bevoegd gezag legt de motivatie vast in de considerans.

Het bevoegd gezag borgt het aanvaardbaar hinderniveau in de vorm van middel- of doelvoorschriften. Middelvoorschriften stellen eisen aan (het functioneren van) de technische voorzieningen. Doelvoorschriften kunnen bestaan uit:

  • De maximaal toegestane immissie of emissie
  • Het minimaal te behalen rendement van de geurverwijderingstechniek

De maatwerkmogelijkheid op basis van artikel 2.7a lid 4 van het Activiteitenbesluit is ruim. Mogelijk zijn de maatwerkmogelijkheden van activiteiten uit hoofdstuk 3, 4 en 5 van het Activiteitenbesluit beperkt. De maatregelen moeten binnen de voorwaarden blijven die het Activiteitenbesluit hieraan stelt. De voorwaarden verschillen per activiteit. De webpagina’s per activiteit geven meer informatie over de mogelijkheden en beperkingen.

Doelvoorschriften: immissie of emissie

Het bevoegd gezag kan het aanvaardbaar hinderniveau borgen in de vorm van doelvoorschriften. Deze doelvoorschriften kunnen bestaan uit eisen aan de immissie, emissie of het rendement. Elk heeft bepaalde voor- en nadelen.

Het bevoegd gezag stelt het aanvaardbaar geurhinderniveau vaak vast als geurimmissie. Een voorbeeld van een immissie-eis is een geurbelasting in ouE/m3 als x-percentiel. Een immissiegrens geeft daarom vrij direct inzicht in welk niveau het bevoegd gezag aanvaardbaar vindt. Bij meerdere geurbronnen met verschillende is het praktisch om de geurimmissie als grenswaarde te nemen. Voorbeelden van bronkarakteristieken zijn plaats en hoogte.

Een voorbeeld van een emissie-eis is een geuremissie in ouE/uur. Een emissiegrenswaarde is effectief wanneer:

  • de geur van de inrichting afkomstig is van één of meerdere bronnen, en
  • de emissie vrij constant is of een beperkt aantal bekende fluctuaties heeft

Bij een controle kan de toezichthouder de gemeten emissies direct toetsen aan de emissiegrenswaarde(n). Er is geen verspreidingsberekening nodig.

Toezicht en handhaving vormt bij doelvoorschriften een aandachtspunt. Advies:

  • neem bij doelvoorschriften ook middelvoorschriften of Emissie Relevante Parameters op.
  • Win voorafgaand aan het ontwerp maatwerkbesluit of vergunning advies in bij de toezichthouder over de handhaafbaarheid van de voorschriften.

Geen oplossing mogelijk; communiceer dit met de buurtbewoners

Maatwerk waarvoor voorwaarden gelden, moet binnen die voorwaarden blijven. In theorie is het denkbaar dat binnen deze voorwaarden geen aanvaardbaar hinderniveau haalbaar is. In de praktijk zal dit zeer zelden voorkomen. Dit omdat met de maatwerkmogelijkheden van het Activiteitenbesluit eigenlijk altijd een aanvaardbaar hinderniveau mogelijk is.

In sommige gevallen blijkt na uitvoerig onderzoek dat er (in elk geval op korte termijn) geen oplossing mogelijk is voor de geuroverlast. Mogelijk is er ook geen uitzicht op verbetering op de lange termijn. De toezichthouder concludeert dan dat het bedrijf voldoet aan de geldende (maatwerk)voorschriften, maar dat de buurtbewoners toch geurhinder ervaren.

In de meeste gevallen laat het aanvaardbaar hinderniveau ruimte voor enige hinder. Het bevoegd gezag bepaalt wat "aanvaardbare hinder" is. Dit is doorgaans niet gelijk aan "geen hinder".

Weigeren van een activiteit die valt onder het Activiteitenbesluit is niet mogelijk. Een uitzondering is als voor die activiteit een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (OBM) geldt. Alleen bij de activiteit verwerken van polyesterhars geldt een OBM voor het aspect geur.

Dit is anders voor vergunningplichtige bedrijven waarvoor de algemene geurvoorschriften uit artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit gelden. Het bevoegd gezag kan de vergunning intrekken. Wel moet het bevoegd gezag motiveren dat er sprake is van ontoelaatbare gevolgen voor het milieu. De grond hiervoor staat in artikel 2.33 lid 1d Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Als het aanvaardbaar hinderniveau (op korte termijn) niet haalbaar is, communiceer dit dan goed met de leefomgeving. Een goede communicatie met de buurtbewoners kan begrip kweken. Begrip voor de situatie draagt bij aan een vermindering van de overlast die buurtbewoners ervaren.

Voorbeeld geen oplossing mogelijk

In dit voorbeeld staat een viszaak midden op een plein. Rond het plein staat hoge flatbebouwing op meer dan 25 meter afstand van de viszaak. De viszaak heeft gekozen voor een 2 meter hoge schoorsteen bovendaks. Hiermee voldoet de viszaak aan het geurvoorschrift dat het Activiteitenbeluit hieraan stelt.

De oorzaak van de geuroverlast is de gekanaliseerde emissies. De activiteit ‘bereiden van voedingsmiddelen' heeft geen maatwerkmogelijkheid om alsnog aanvullend een ontgeuringsinstallatie te eisen. De maatwerkvoorschriften gericht op gekanaliseerde emissies die wel mogelijk zijn, zijn:

  • de uitvoering en het onderhoud van een ontgeuringsinstallatie in plaats van de 2 m hoge schoorsteen
  • de plaats van het emissiepunt

In dit voorbeeld heeft de viszaak geen ontgeuringsinstallatie. Verplaatsing van het emissiepunt zal het geurprobleem ook niet oplossen. In dit voorbeeld biedt het Activiteitenbesluit geen mogelijkheden om tot een aanvaardbaar hinderniveau te komen. Overleg met het bedrijf over vrijwillig plaatsen van een ontgeuringsinstallatie kan altijd, maar is dan niet af te dwingen. Mogelijk kan het bevoegd gezag via Ruimtelijke Ordening wel een oplossing vinden.