Stappenplan vanuit oogpunt van een Bevoegd gezag

Vergunningaanvraag

Een bedrijf moet bij zijn vergunningaanvraag informatie geven over de uitstoot van (mogelijke) stoffen. Het bevoegd gezag gaat dan na of er mogelijk uitstoot van ZZS stoffen plaats vindt. Advies is om de toezichthouder direct bij de vergunningaanvraag te betrekken. De regelgeving van ZZS staat namelijk in het Activiteitenbesluit. Het advies is om al bij de vergunningaanvraag na te gaan of het bedrijf voldoet aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit. Op basis van de lokale milieukwaliteit kan er namelijk een maatwerkbesluit nodig zijn.

Ga bij de vergunningaanvraag na of de lijst met emissies compleet is. Komen er ZZS stoffen voor, dan gelden de voorschriften uit artikel 2.4 van het Activiteitenbesluit. Het bevoegd gezag gaat na of er maatwerkvoorschriften nodig zijn.

Het bevoegd gezag moet toezicht op het bedrijf moet afstemmen op de emissie van ZZS en de daaraan gekoppelde verplichtingen. Het bevoegd gezag gaat daarvoor actief na welke verplichtingen voor dat bedrijf gelden. Daarvoor volgt het bevoegd gezag de stappen uit het stappenplan.

Tijdens vergunningaanvraag (of –revisie) beoordeelt het bevoegd gezag de situatie bij een bedrijf en stelt vast of:

Stap is het een ZZS : Emiteert het bedrijf een ZZS?

Stap emissiesituatie en vooronderzoek: Voldoet het bedrijf aan de invulling van minimalisatieverplichting, namelijk:

  • Heeft het bedrijf de emissiesituatie correct beschreven? Zijn de aangeleverde gegevens compleet en correct?
  • Heeft het bedrijf er alles aangedaan om de emissie te vermijden en als dat niet mogelijk was om de emissie te minimaliseren? Het bevoegd gezag stelt als nodig vast welke maatregelen het bedrijf nog moet nemen.
  • Bij IPPC-installatie: raadpleeg de relevante BBT-conclusies en BREF's.

Stap toetsen aan de grensmassastroom : Komt de emissie van het bedrijf boven de grensmassastroom uit? Het bedrijf heeft een éénmalige aantoonplicht als de emissie onder de grensmassastroom blijft. Dit volgt uit artikel 2.8 lid 1 van het Activiteitenbesluit.

De emissiegrenswaarde uit Tabel 2.5 van het Activiteitenbesluit gelden voor gekanaliseerde emissies. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift besluiten eisen te stellen aan emissies van diffuse bronnen (Activiteitenbesluit artikel 2.4 lid 8c).

Stap immissietoets : bij overschrijding van de grensmassastroom en/of in het geval van diffuse emissie moet het bedrijf ook een luchtkwaliteitstoets uitvoeren. Deze toets voert het bedrijf in overleg met het bevoegd gezag uit. Bij overschrijding van het MTR zijn er afhankelijk van de lokale situatie de volgende opties mogelijk:

  • Het bedrijf levert geen relevante bijdrage aan de immissie. Het bevoegd gezag kan dan motiveren om een emissie toe te staan ondanks overschrijding van het MTR, of
  • Het bedrijf geeft uitdrukkelijk aan hoe het bedrijf het emissieniveau terugbrengt zodat het immissieniveau tot in ieder geval onder het MTR komt. Het bevoegd gezag kan een afwijkende emissiegrenswaarde vastleggen in een maatwerkbesluit, waarmee het bedrijf onder het MTR blijft; of
  • Het bevoegd gezag staat de activiteit niet toe.

Stap vaststellen verplichtingen : Welke monitorings- en rapportageverplichting gelden er op basis van emissiegrenswaarden? Daarbij gaat het bevoegd gezag na welk controleregime van toepassing is. Dit volgt uit artikel 2.8 van het Activiteitenbesluit. Zeer zorgwekkende stoffen zijn zeer schadelijke stoffen. Het is daarom wenselijk dat het bedrijf bij ZZS emissies controleregime 4 toepast. Het bevoegd gezag kan dit vastleggen in een maatwerkbesluit.

Toezicht

In het toezicht op het bedrijf neemt het bevoegd gezag de volgende aspecten mee:

  • Voldoet het bedrijf aan de minimalisatieverplichting? Dat wil zeggen, heeft het bedrijf er alles aangedaan om de emissie te vermijden en als dat niet mogelijk was om de emissie te minimaliseren? (Activiteitenbesluit art 2.4 lid 2)
  • Stelt het bedrijf elke vijf jaar een emissie vermijdings- en reductieprogramma op en is deze voldoende? (Activiteitenbesluit art 2.4 lid 3)
  • Gelden er emissiegrenswaarden doordat de emissie van het bedrijf de grensmassastroom overschrijdt? Voldoet de emissie van het bedrijf aan deze emissiegrenswaarde? (Activiteitenbesluit art. 2.5)
  • Gelden er aanvullende emissiegrenswaarden op basis van een mogelijke overschrijding van het MTR?
  • Als er emissiegrenswaarden gelden, voldoet het bedrijf dan aan de monitoring- en rapportageverplichtingen? (Activiteitenbesluit art 2.8)

IPPC-installatie

Het bevoegd gezag volgt bij een bedrijf met een IPPC-installatie in principe dezelfde stappen. Bij IPPC-installatie gelden de voorschriften in aanvulling op de BBT-conclusies uit de BREF's. Dit volgt uit artikel 2.3a lid 2 van het Activiteitenbesluit, voor zover op een activiteit of type productieproces geen BBT-conclusies van toepassing zijn. Als er BBT-conclusies voor ZZS zijn vastgesteld, dan gaan die BBT-conclusies dus voor.

Als een IPPC-installatie ZZS emitteert naar lucht dan moet het bevoegd gezag nagaan of de BBT-conclusies en daaruit volgende maatregelen voldoende zijn. Hierbij kunnen dan 2 situaties voordoen:

  • Er zijn geen BBT-conclusies voor ZZS. In dat geval gelden dezelfde regels als voor andere type C inrichting (zonder IPPC-installatie). Het bevoegd gezag volgt het volledige stappenplan.
  • De BBT-conclusies zijn afdoende. In dat geval geldt in aanvulling op de BBT-conclusie nog wel de minimalisatieverplichting. Dit blijkt uit artikel 2.4 lid 2 van het Activiteitenbesluit. De vijfjaarlijkse informatieplicht uit artikel 2.4 lid 3 van het Activiteitenbesluit geldt niet.