Bij welke besluiten moet het bevoegd gezag luchtkwaliteit betrekken?

Vraag

Bij welke besluiten moet het bevoegd gezag luchtkwaliteit betrekken?

Antwoord

Het bevoegd gezag moet bij veel ruimtelijke en infrastructurele besluiten de luchtkwaliteit meenemen in de besluitvorming. Maar ook bij bijvoorbeeld het verlenen van vergunningen.

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer (artikel 5.16 lid 2) staat alles precies op een rij (een limitatieve lijst).

Alleen bij deze bevoegdheden gaat u na wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Hierbij toetst u aan de motiveringsgronden uit artikel 5.16 lid 1 Wm. Bij ruimtelijke planvorming spelen ook het Besluit gevoelige bestemmingen en het beginsel van een goede ruimtelijke ordening een rol.

Toelichting

Wet milieubeheer

Artikel 5.16 lid 2 Wm noemt de volgende bevoegdheden uit de Wm:

  • vaststellen van de provinciale milieuverordening (artikel 1.2 Wm)
  • m.e.r. plichtige besluiten (artikel 7.27 en 7.35 Wm)
  • nemen van maatregelen vanwege onverwachte negatieve gevolgen van een m.e.r. plichtig besluit (artikel 7.42 Wm)
  • opstellen van het Activiteitenbesluit (artikel 8.40, lid 1 Wm)
  • opstellen van producteisen via een AMvB (artikel 9.5.1 en 9.5.6 Wm)

Veel bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit is voor een beperkt aantal activiteiten een voorschrift opgenomen. Dat biedt expliciet de mogelijkheid om maatwerkvoorschriften voor luchtkwaliteit te stellen. Voor andere activiteiten kan het bevoegd gezag in uitzonderlijke gevallen als vangnet de zorgplicht gebruiken van artikel 2.1 Activiteitenbesluit. Zie voor meer informatie de Handreiking NIBM en paragraaf 7.3.2 van de Nota van Toelichting van het Activiteitenbesluit. (pdf, 1.4 MB)

Ruimtelijke ordening

Artikel 5.16 lid 2 Wm noemt een aantal artikelen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro), waarbij het bevoegd gezag dus moet toetsen aan de luchtkwaliteit:

  • Bestemmingsplan (artikel 3.1)
  • Provinciaal inpassingsplan (bestemmingsplan) (artikel 3.26)
  • Rijksinpassingsplan (artikel 3.28)

Hoe werkt het bij de vaststelling van een uitwerkingsplan of een wijzigingsplan, dat is gebaseerd op een bestemmingsplan? Dan hoeft het bevoegd gezag de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet meer expliciet na te gaan. Dat moet namelijk al gebeuren bij de vaststelling van het bestemmingsplan (moederplan); daarbij moet het bevoegd gezag dan de gevolgen van uitwerkingsregels of wijzigingsregels betrekken.

Wabo

Artikel 5.16 lid 2 Wm noemt de volgende artikelen uit de Wabo, waarbij de luchtkwaliteit een rol kan spelen:

Besluit op aanvraag voor omgevingsvergunning (artikel 2.4 van de Wabo), voor zover dit gaat over:

  1. Omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting (activiteiten van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo);
  2. Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets (activiteiten die via artikel 2.1, eerste lid, onder i, Wabo bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen)
  3. Gevallen waarin van het bestemmingsplan wordt afgeweken via:

Andere wetten

Artikel 5.16 Wm lid 2 somt nog de volgende artikelen uit andere wetten op. Ook hierbij moet het bevoegd gezag de luchtkwaliteit betrekken:

  • Tracéwet (artikel 9)
  • Spoedwet wegverbreding (artikel 9)
  • Interimwet stad-en-milieubenadering (artikel 2)
  • Crisis- en herstelwet (artikel 2.3 over het gebiedsontwikkelingsplan)

Niet in opsomming bevoegdheden? Wel goede ruimtelijke ordening!

Bovenstaande opsomming van besluiten/bevoegdhedenstaat in de Wet milieubeheer. Deze wet regelt de bronkant van het luchtkwaliteitsbeleid. Maar natuurlijk speelt ook de blootstelling als gevolg van ruimtelijke planvorming een rol. Daarbij staat het beginsel van een 'goede ruimtelijke ordening' centraal. Dat geldt dus ook voor besluiten die niet in de opsomming van artikel 5.16 lid 2 Wm staan!

Voor blootstelling in specifieke situaties geeft de AMvB 'Gevoelige bestemmingen' specifieke regels. Maar het beginsel van een goede ruimtelijke ordening blijft voor alle ruimtelijke ontwikkelingen onverkort gelden.