ABRvS 200602152/1, 25 juli 2007 (Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2004)

Essentie:

  • Saldering: Wanneer een toename van de concentratie in het ene deel van het invloedsgebied wordt weggestreept tegen een afname van de concentratie elders binnen het invloedsgebied, is sprake van een saldering sub b (nu Wm art. 5.16 lid 1 onder b sub 2).
  • Zichtjaren: Bij een luchtkwaliteitsonderzoek moet niet alleen gekeken worden naar het jaar van openstelling maar ook naar de jaren nadien.

Toetsingskader: Besluit luchtkwaliteit 2005

Betreft: Besluit van de Minister van VenW, in overeenstemming met de Minister van VROM, tot vaststelling van het tracébesluit ‘A4 Burgerveen-Leiden 2004'

Relevante overwegingen:
2.27. Vast staat dat in dit geval na de wegverbreding, ook als wordt uitgegaan van een maximum snelheid van 80 km/uur, in ieder geval wat betreft NO2, in 2012 en 2020, nieuwe normoverschrijdingen zullen optreden op plaatsen waar dit in de autonome ontwikkeling niet het geval is. Gelet op de wijze van rapporteren van de gevolgen voor de concentratie van PM10, kan niet worden uitgesloten dat voor PM10 hetzelfde geldt.
Gelet hierop heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat wordt voldaan aan artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van het Blk 2005. Om tot deze conclusie te komen heeft hij immers een toename van de concentratie in het ene deel van het invloedsgebied weggestreept tegen een afname van de concentratie elders binnen het invloedsgebied. In de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2006, nr. 200507481/1 is echter al geoordeeld dat de opvatting, dat voor het bepalen of de concentratie van een stof verbetert of ten minste gelijk blijft een toename van deze concentratie in het ene deel van het invloedsgebied kan worden weggestreept tegen een afname van de concentratie elders binnen het invloedsgebied, onjuist is. Anders dan verweerder betoogt, maakt het feit dat de toe- en afname van de concentraties zich binnen het zelfde plangebied voordoen, dit niet anders. Ook indien een verslechtering op de ene locatie wordt gecompenseerd met een verbetering op een andere locatie binnen een zelfde plangebied is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 7, derde lid, onder a, van het Blk 2005, maar is artikel 7, derde lid, onder b van het Blk 2005 van toepassing. Nu verweerder zich in het bestreden besluit en ook nog ter zitting uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat het bestreden besluit doorgang kan vinden omdat wordt voldaan aan artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van het Blk 2005, moet worden geconcludeerd dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering.

2.28. Voorts is ten onrechte alleen een vergelijking gemaakt van de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in het beoogde jaar van openstelling 2012 met de autonome ontwikkeling. De verplichtingen uit het Blk 2005 gelden echter ook nog daarna. Anders dan verweerder ter zitting heeft betoogd, kan derhalve niet worden volstaan met luchtkwaliteitsonderzoeken die alleen inzicht geven in de concentraties luchtverontreinigende stoffen in het beoogde realisatiejaar. Dit kan ook worden afgeleid uit de Handreiking Saldering luchtkwaliteit van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Daarbij komt dat uit artikel 18 van de Tracéwet volgt dat het tracébesluit in uitvoering kan worden genomen tot uiterlijk tien jaar na het tijdstip waarop het onherroepelijk is geworden. Ook hieruit volgt dat niet kan worden volstaan met onderzoeken die alleen inzicht geven in de luchtkwaliteit in het beoogde jaar van openstelling.
De stelling van verweerder, dat de verkeersintensiteiten in de autonome ontwikkeling na 2012 niet veranderen, omdat in dat jaar de maximale capaciteit van de weg over de gehele dag al is bereikt, acht de Afdeling voorts niet aannemelijk. Blijkens de stukken gaat verweerder immers zelf bij drie rijstroken uit van een toename van de verkeersintensiteit van 31% in de periode 2003 en 2012 en van 64% in de periode 2003 en 2020. Ook indien de stelling van verweerder juist is, kan volgens het deskundigenbericht echter niet worden uitgesloten dat de luchtkwaliteit in 2020 na wegverbreding, als gevolg van de afnemende emissie van motorvoertuigen die zich ook voordoet in de autonome ontwikkeling, slechter zal zijn dan in de autonome ontwikkeling. Uit het vorenstaande volgt dat het luchtkwaliteitsonderzoek in zoverre onvolledig is, zodat het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig is voorbereid.

Datum uitspraak:
25 juli 2007
Zaaknummer:
200602152/1
Vindplaats:
www.raadvanstate.nl