ABRvS 200910139/1/R1, 8 december 2010 (Bestemmingsplan St. Sebastiaansbrug, Delft)

Essentie: Het bevoegd gezag heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat door de verhoging en verbreding van de brug de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert.

Toetsingskader: Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16)

Betreft: Besluit van gemeente Delft (raad) tot vaststelling van het bestemmingsplan ‘St. Sebastiaansbrug'

Relevante overwegingen:
2.3. Voor zover [appellant] betoogt dat door het bestemmingsplan de luchtkwaliteit ter plaatse en in de omgeving van de brug zal verslechteren overweegt de Afdeling als volgt.
Uit het Rapport luchtkwaliteit 2007 van de gemeente Delft, gedateerd 22 augustus 2008, volgt dat ter plaatse van de nabij de brug gelegen bebouwing aan de Michiel de Ruyterweg in 2007 geen sprake was van een overschrijding van de normen van luchtkwaliteit. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de raad dat de brug niet in een overschrijdingsgebied is gelegen, onjuist is.
Uit artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, van de planregels volgt dat het bestemmingsplan maximaal drie rijstroken voor autoverkeer op de brug mogelijk maakt. Thans zijn vier rijstroken op de brug gelegen. Gelet op de omstandigheid dat het bestemmingsplan één rijstrook voor autoverkeer minder mogelijk maakt dan aanwezig in de huidige situatie, de verbreding van de brug bedoeld is voor voet- en fietspaden en het effect van de verhoging van de brug op de afname van het aantal brugopeningen door het ontbreken van alternatieve verkeersroutes gering is, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verbreding en de verhoging van de brug niet zullen leiden tot een vergroting van de capaciteit en derhalve geen toename van het aantal motorvoertuigen met zich zullen brengen. In gelijke zin wordt geoordeeld inzake het scheepvaartverkeer, nu daarvoor ook geen alternatieve routes bestaan en de brug een van de bruggen op de bestaande vaarroute is en de route met de verhoging niet veel [appellant]ler wordt voor het scheepvaartverkeer.
Gelet op het voorgaande oordeelt de Afdeling dat de raad, nu van het bestemmingsplan geen verkeersaantrekkende werking uitgaat, zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de verbreding en de verhoging van de brug niet dan wel niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse en in de omgeving van de brug. Dat [appellant] ter zitting heeft betoogd dat sprake zal zijn van een verslechtering van de luchtkwaliteit omdat het gemotoriseerd verkeer meer stoffen uitstoot ten gevolge van de verhoging van de brug maakt dit oordeel niet anders. De raad heeft de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 toegepast. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze regeling onjuist is toegepast en hij heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat het betoog van de raad dat de verhoging van de brug met 1 meter niet in betekenende mate bijdraagt, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), onjuist is.

Datum uitspraak:
8 december 2010
Zaaknummer:
200910139/1/R1
Vindplaats:
www.raadvanstate.nl