ABRvS 200904399/1/R2, 6 oktober 2010 (Rondweg Hummelo)

Essentie:

  • Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteit: er is geen sprake van een dreigende overschrijding van de grenswaarde, aangezien de (verwachte) concentraties aanzienlijk beneden de grenswaarden liggen.
  • PM2.5: Pas vanaf 1 januari 2015 hoeft te worden getoetst aan de grenswaarde voor PM2.5. Daarom is er geen aanleiding om te twijfelen aan de uitvoerbaarheid van het nog vast te stellen bestemmingsplan.

Toetsingskader: Wet milieubeheer (titel 5.2), Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Betreft: Besluit van de provincie Gelderland (GS) tot vaststelling van de partiële streekplanherziening betreffende het nieuwe tracé van de N314 (Rondweg Hummelo).

Relevante overwegingen:
2.15.3. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder b, in samenhang met artikel 3, eerste lid, onder a, van het Besluit gevoelige bestemmingen is dit besluit van toepassing indien een basisschool op een afstand van minder dan 50 meter van de rand van een provinciale weg is of zal zijn gelegen en sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding van de grenswaarden van de concentraties van stoffen als bedoeld in bijlage 2 behorende bij de Wet milieubeheer.
Ter zitting is vast komen te staan dat de bij de basisschool behorende terreinen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit gevoelige bestemmingen binnen een afstand van 50 meter van de rand van de rondweg komen te liggen, namelijk op een afstand van ongeveer 40 meter.
Uit het luchtkwaliteitsrapport van Arcadis blijkt echter dat de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) niet worden overschreden. Voorts is pas sprake van een dreigende overschrijding indien de feitelijke concentratie zwevende deeltjes (PM10) niet veel lager is dan de geldende of in de toekomst geldende grenswaarde en het in de lijn der verwachting ligt dat als gevolg van bepaalde ontwikkelingen of autonome groei alsnog een overschrijding kan ontstaan (nota van toelichting, blz. 6; Stb. 2009, 14). Uit het luchtkwaliteitsrapport van Arcadis blijkt dat de concentratie zwevende deeltjes (PM10) in de situatie ten tijde van het onderzoek (2005) maximaal 25,5 microgram per m3 lucht bedraagt en uitgaande van de situatie van een rondweg langs het tracé West 1, de concentratie zwevende deeltjes (PM10) in 2020 zal zijn gedaald tot minimaal 20,8 microgram per m3 lucht.
[appellant sub 3] en de Stichting hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een dreigende overschrijding van de grenswaarde van 40 microgram per m3 lucht, aangezien de genoemde concentraties - met inbegrip van de voorziene rondweg - aanzienlijk beneden de geldende grenswaarden liggen.

2.15.4. Ten aanzien van het betoog dat in het luchtkwaliteitsonderzoek ten onrechte de concentratie van zwevende deeltjes (PM2,5) niet is getoetst, overweegt de Afdeling dat op 1 augustus 2009 (Stb. 2009, 291) de Wet van 12 maart 2009 tot wijziging van de Wet milieubeheer (implementatie en derogatie luchtkwaliteitseisen) in werking is getreden. Pas vanaf deze datum zijn grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM2,5) in bijlage 2 behorende bij de Wet milieubeheer opgenomen. Deze wetswijziging dateert van na het nemen van het bestreden besluit. Nu de grenswaarde voor de concentratie zwevende deeltjes (PM2,5) ten tijde van het nemen van het bestreden besluit geen onderdeel vormde van het wettelijke toetsingskader, faalt dit betoog reeds hierom.
Voor zover [appellant sub 3] beoogt aan te voeren dat de ter plaatse aanwezige concentratie zwevende deeltjes (PM2,5) mogelijk een belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het nog vast te stellen bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat in voorschrift 4.4, tweede lid, van bijlage 2 bij de Wet milieubeheer - zoals deze sinds 1 augustus 2009 luidt - is bepaald dat tot 1 januari 2015 voor zwevende deeltjes (PM2,5) niet wordt getoetst aan de grenswaarde van 25 microgram per m3 lucht als jaargemiddelde concentratie en dat deze bepaling geldt ongeacht of een ruimtelijk plan gevolgen heeft of kan hebben voor de luchtkwaliteit na 1 januari 2015. In zoverre bestaat evenmin aanleiding om aan de uitvoerbaarheid van de aanleg van de rondweg te twijfelen.
Overigens heeft [appellant sub 3] - mede gelet op de relatief lage concentraties stoffen die zijn berekend in het luchtkwaliteitsonderzoek - niet aannemelijk gemaakt dat door de aanleg van de rondweg sprake zal zijn van een verhoogd gezondheidsrisico als gevolg van de concentratie zwevende deeltjes (PM2,5) ter plaatse en dat provinciale staten hierom niet in redelijkheid tot vaststelling van de cbb hebben kunnen besluiten.

Verwante rechtsoverwegingen over PM2,5 staan bijvoorbeeld in:

ABRvS 201010965/1/R3, 1 februari 2012 (Bestemmingsplan Zuidelijk omlegging, Deurne)

2.6.1 Het betoog dat in dat onderzoek naar luchtkwaliteit ten onrechte de gevolgen van het plan voor de concentraties zwevende deeltjes (PM2,5) in de buitenlucht niet zijn betrokken, faalt, nu ingevolge voorschrift 4.4 van Bijlage 2 bij de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, de grenswaarde voor zwevende deeltjes (PM2,5) tot 1 januari 2015 buiten toepassing blijft bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift met toepassing van artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer, ongeacht of de desbetreffende bevoegdheid ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben.

Datum uitspraak:
6 oktober 2010
Zaaknummer:
200904399/1/R2
Vindplaats:
www.raadvanstate.nl