3.3.3 Hoe modelleer ik een oppervlaktebron waarvan de emissie niet gelijkmatig over het oppervlak is verdeeld, maar bijvoorbeeld alleen van de randen komt?

Een oppervlaktebron veronderstelt een constante emissie over het gehele oppervlak. Als de emissie niet constant is over het oppervlak, kan men de oppervlaktebron door een of meer andere bronnen laten overlappen.

Opmerking: Dit is toegestaan omdat een oppervlaktebron geen verstorende invloed heeft op zijn omgeving, zoals pluimstijging of obstakelwerking. Bedacht moet worden dat in het NNM is aangenomen dat de afzonderlijke bronnen elkaar niet beïnvloeden en in ‘het vrije veld’ staan. Het begrip vrije veld moet men steeds zien in het licht van de geldende ruwheid. In een stadsgebied is op grondniveau geen sprake van vrij veld, maar op een hoogte vanaf ongeveer 10 maal de ruwheid in zekere zin weer wel. Zie ook in paragraaf 2.3 over ‘Ruwheidslengte - Keuze invoer’ onder ‘bijzondere situaties’ de alinea over ‘stedelijk gebied’. Hieronder volgen enkele voorbeelden:

oppervlaktebron met lokaal verhoogde emissies door toegevoegde puntbronnen (paarse cirkels),

oppervlaktebron met lokaal verhoogde emissies door toegevoegde puntbronnen (paarse cirkels)

oppervlaktebron met lokaal verhoogde diffuse emissie (paarse rechthoek),

oppervlaktebron met lokaal verhoogde diffuse emissie (paarse rechthoek)

oppervlaktebron met lokaal verhoogde diffuse emissie aan de rand benaderd door drie kleine oppervlaktebronnen (de paarse rechthoeken).

oppervlaktebron met lokaal verhoogde diffuse emissie aan de rand benaderd door drie kleine oppervlaktebronnen (de paarse rechthoeken)