9.3.1 Inleiding invoer snuffelploegmeting

Welke uitgangspunten zijn er bij de invoer van een snuffelploegmeting?

Voor een korte-termijnberekening worden de modelparameters als volgt opgegeven:

  • voor de bronkenmerken moet worden uitgegaan van de waarden die gelden tijdens de meting; deze waarden worden continu verondersteld,
  • voor de omgevingskenmerken wordt uitgegaan van de waarden in het gebied waar de meting werd uitgevoerd,
  • voor de meteogegevens wordt een meteobestand aangemaakt met de uurgemiddelde meteogegevens op de meetdag. Voor de windrichting wordt een willekeurige maar wel constante waarde ingevoerd. De windrichting doet voor het bepalen van de bronterm niet ter zaken.

De emissie wordt dan als volgt berekend:

  • ter plaatse van de waarnemingsafstand wordt de immissie berekend,
  • de gekozen emissie wordt vervolgens gecorrigeerd voor de verhouding tussen de berekende immissie en de waarde 1 se/m3.

Bijvoorbeeld: als de gekozen emissie 100.000 se/s bedraagt en de berekende immissie op de waarnemingsafstand is gelijk aan 2,5 se/m3, dan is de gezochte emissie gelijk aan 40.000 se/s (100.000 / 2,5).

Bij de uitvoering van de berekening gelden de aanbevelingen uit de volgende paragrafen.