Uitgangspunt: zichtjaren

Bij het ‘aannemelijk maken’ dat de NIBM-grens niet wordt overschreden is het van belang dat getoetst wordt voor relevante zichtjaren. Het is belangrijk om op de juiste momenten de rekenresultaten op het maatgevende punt aan de NIBM-grens te toetsen. Ook moet het bevoegd gezag rekening houden met de eventuele fasering die een project kent.

Zichtjaren NIBM-projecten

De zichtjaren zijn ook relevant voor het toetsen aan de getalsmatige grenzen uit de Regeling NIBM. Bijvoorbeeld op de juiste momenten toetsen of er meer of minder dan 1500 woningen (per ontsluitingsweg) worden gebouwd.

Bij de NIBM-toets moet in ieder geval het jaar van vaststelling doorgerekend worden. Soms is te verwachten dat de effecten van het project voor een toekomstig rekenjaar groter zijn. Dan moet het bevoegd gezag dit afzonderlijk inzichtelijk maken en toetsen. Het gaat immers om de hoogste bijdrage op het meest kritieke toetspunt.

De NIBM-toets richt zich op het effect van het project (de toename) ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Bij bijvoorbeeld tracébesluiten en bestemmingsplannen zijn meerdere zichtjaren van belang. In één van deze zichtjaren levert het project de grootste bijdrage ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Bij wegen is dat meestal het moment waarop de weg op vollast wordt gebruikt. Dit jaar wordt het ‘maatgevende jaar’ genoemd. Voor het maatgevende jaar wordt getoetst of er sprake is van NIBM.

Het maatgevende jaar is dus het jaar waarin het effect van projectrealisatie ten opzichte van de autonome ontwikkeling het grootst is. In onderstaande tabel zijn de mogelijke maatgevende jaren genoemd voor tracébesluiten en bestemmingsplannen:

Tabel: maatgevende jaren tracébesluiten en bestemmingsplannen:

Effect van projectrealisatie

Autonome ontwikkeling in

Tracébesluiten (rijks- en spoorwegen)

- jaar na vaststelling

autonome ontwikkeling in jaar na vaststelling

jaar waarin de weg op vollast komt, als in dat jaar het effect van het project groter is

jaar waarin de weg op vollast komt

Bestemmingsplannen

jaar van vaststelling: aanname is dat het gehele project is gerealiseerd, omdat het bestemmingsplan dit mogelijk maakt

jaar van vaststelling

10 jaar na vaststelling: 10 jaar is de ‘houdbaarheid’ van bestemmingsplannen. Het effect van het project kan afwijken als gevolg van gewijzigde uitgangspunten (bijvoorbeeld andere emissiefactoren)

10 jaar na vaststelling

jaar van realisatie als die vele jaren na de vaststelling ligt

jaar van realisatie

In 2011 heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu de ‘Handreiking rekenen aan luchtkwaliteit’ uitgegeven. Deze handreiking gaat, in paragraaf B.4.3, onder andere in op de zichtjaren die gehanteerd worden bij het vaststellen van de luchtkwaliteit bij inrichtingen.

Fasering

Grote woningbouwlocaties of andere grote ruimtelijke projecten worden vaak gefaseerd uitgevoerd. Dit vanuit praktische overwegingen. Bij grote ruimtelijke ontwikkelingen die fasegewijs worden uitgevoerd is het zeker te overwegen de effecten ervan ook gefaseerd in beeld te brengen. Zo kan het bevoegd gezag rekening houden met de verbetering van de luchtkwaliteit. Deze vertaalt zich in een lagere achtergrond of lagere emissiecijfers. Door die verwachte verbetering ontstaat weer ruimte om ontwikkelingen te realiseren.

Praktijkvoorbeeld Waalsprong
Dit praktijkvoorbeeld laat zien hoe de gemeente Nijmegen is omgegaan met fasering van een groot en complex nieuwbouwproject.
Nijmegen realiseert langs de Waal een compleet nieuw stadscentrum: de Waalsprong. Dit bestaat o.a. uit woningen, winkelstraten en uitgaansgelegenheden. Voor de Waalsprong is een uitgebreid onderzoek uitgevoerd. De verkeersgegevens voor het luchtkwaliteitonderzoek zijn extrapolaties van het basisjaar 2007 naar 2010, 2012, 2015 en het eindjaar 2020. Zowel de autonome situatie, zonder realisatie van plannen, als de invloed van de planrealisatie in dat jaar is doorgerekend voor de hele Waalsprong. Drie plannen (Laauwick, Groot-Oosterhout en Citadel) worden parallel ontwikkeld. Daarom is de invloed van de drie plannen op de verkeersintensiteiten en daarmee de luchtkwaliteit integraal bepaald.
Daarnaast is op een aantal punten in de stad Nijmegen de invloed van de plannen berekend. De verkeersmodellen zijn daartoe aangevuld met de relevante invoergegevens voor de berekening van luchtkwaliteit. Hierbij is gebruik gemaakt van ADMS-urban.
Om te bepalen of de andere stoffen uit het besluit luchtkwaliteit binnen de normen blijven, is een beperkte berekening uitgevoerd met CAR II langs de Prins Mauritssingel. Langs deze singel werden de hoogste concentraties in het studiegebied verwacht.
In de verkeersmodellen is de fasering van de realisatie van de woningbouw verwerkt. Voor bijvoorbeeld het bestemmingsplan Groot Oosterhout is de volgende fasering opgenomen in de voorschriften van het bestemmingsplan:
“Bouwvoorschriften:
(10.3.1.c) De woningen mogen uitsluitend voor het wonen in gebruik genomen worden met inachtneming van de volgende fasering:
1. tot en met 2010: 0 (nul) woningen;
2. 2011 tot en met 2012: maximaal 800 woningen;
3. 2013 tot en met 2015: maximaal 900 woningen.”

Zichtjaren voor IBM-projecten

Bij IBM projecten zijn ook de grenswaarden relevant (zie 'Bepaling concentratietoename (stap 4')'. Daarom moeten IBM projecten worden getoetst aan een uitgebreider scala aan zichtjaren, waaronder tenminste ook de jaren dat de grenswaarden ingaan.