Uitgangspunt: anticumulatieregeling

In artikel 5 van het Besluit NIBM is een anticumulatiebepaling opgenomen. De bepaling voorkomt een cumulatie van bijdragen. Deze paragraaf beschrijft wat dit inhoudt en wanneer het bevoegd gezag deze moet toepassen.

Artikel 5 van het Besluit NIBM:
Bedrijfslocaties, kantoorlocaties, woningbouwlocaties, locaties voor inrichtingen en locaties voor infrastructuur ten aanzien waarvan redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze met toepassing van dit besluit worden of zullen worden gerealiseerd gedurende de periode, waar het programma, bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, van de wet, betrekking op heeft, worden voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen als één locatie beschouwd, voor zover die locaties:
a. gebruikmaken of zullen maken van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur, en
b. aan elkaar grenzen of zullen grenzen dan wel in elkaars directe nabijheid zijn gelegen of zullen zijn gelegen, tot een afstand van ten hoogste 1000 meter vanaf de grens van de betreffende locatie of inrichting, met dien verstande dat locaties en inrichtingen buiten beschouwing blijven voor zover de toename van de concentraties ter plaatse niet meer bedraagt dan 0,1 µg/m3.

Waarom een anticumulatiebepaling?

De anticumulatiebepaling voorkomt opeenstapeling van NIBM bijdragen. Doordat meerdere NIBM projecten langs dezelfde ontsluitingsweg gerealiseerd worden kan de totale bijdrage IBM worden. Dit heeft dan tot gevolg dat de cumulatieve bijdrage in het gebied IBM is. Ook kan een verdere toename op overschrijdingen ontstaan, die niet gedekt zijn door maatregelen uit het NSL.

De bepaling voorkomt ook dat projecten worden opgeknipt in NIBM deelprojecten.

Verder voorkomt de bepaling dat verschillende projecten die niet met elkaar samenhangen, op een ontsluitingsweg zorgen voor een gecumuleerde (IBM) toename. Het tijdig bereiken van de grenswaarden kan anders in gevaar komen door onbedoelde lokale IBM toenames.

In het NSL zijn de NIBM projecten opgenomen in de ontwikkeling van de achtergrondconcentratie. Daarbij is een regionale verdeling van de effecten aangehouden. Het NSL houdt vooraf geen rekening met de gevolgen van de lokale cumulatie door meerdere NIBM projecten. Deze kunnen samen boven de NIBM-grens komen. Via de jaarlijkse monitoring worden deze effecten achteraf wel in kaart gebracht. Dit kan leiden tot een noodzaak voor extra maatregelen.

Wanneer toepassen?

De anticumulatiebepaling geldt voor aan elkaar grenzende of in elkaars directe nabijheid gelegen locaties waar de bepalingen voor NIBM worden toegepast. Het gaat dan bijvoorbeeld om bedrijfslocaties, kantoorlocaties, woningbouwlocaties of locaties voor inrichtingen of infrastructuur. Het gaat om projecten waarvan redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze tot stand komen in de planperiode van het NSL. Daarbij maken deze projecten dan gebruik van dezelfde ontsluitingsweg. Dergelijke locaties worden dan als één locatie beschouwd.

Deze werkwijze sluit aan bij de jurisprudentie over de toepassing van de zogenoemde ‘salamitactiek’ bij de milieueffectrapportage. De bedoeling is dat deze projecten gezamenlijk als IBM worden beschouwd. De initiatiefnemer(s) kunnen via extra onlosmakelijk samenhangende maatregelen de toename onder de NIBM-grens brengen. Een andere mogelijkheid is het toepassen van projectsaldering.

Het gaat om locaties die aan elkaar grenzen of die in elkaars directe nabijheid liggen. Denk bijvoorbeeld aan door middel van een weg of water gescheiden locaties. Daarbij geldt een afstand van ten hoogste 1000 meter vanaf de grens van de locatie of inrichting. Locaties en inrichtingen blijven buiten beschouwing als de toename van de concentraties ter plaatse niet meer bedraagt dan 0,1 µg/m3. Een ander criterium is dat het plan gebruik maakt (of zal maken) van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur. Deze fysieke, objectief vast te stellen kenmerken zijn bepalend.

In de praktijk zal artikel 5 van het Besluit NIBM naar verwachting vooral van toepassing zijn in gevallen waarbij grootschalige plannen of structuurvisies gefaseerd worden gerealiseerd. Daarbij kan het bijvoorbeeld zo zijn dat het totaal aan deelplannen dat op dezelfde infrastructuur wordt ontsloten, samen wel in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Dit terwijl de deelplannen dan niet in betekenende mate bijdragen. Wanneer deze situatie mogelijk aan de orde is, dan moet bij de besluitvorming van elk deelplan worden getoetst volgens artikel 5 van het Besluit NIBM. Dit vermoeden kan bijvoorbeeld volgen uit een vastgestelde structuurvisie.


Voorbeeld
illustratie anti-cumulatie NIBM

Locatie A en B zijn nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen. De N123 is al in gebruik. Bedrijfslocaties A en B liggen nabij een snelweg, die bereikbaar is via de N123. Bestemmingsplan A wordt in 2013 vastgesteld, bestemmingsplan B begin 2014. Hierbij wordt aangenomen dat het NSL dan in werking is getreden. Het verkeer vanuit locatie A en B rijdt hoofdzakelijk richting snelweg. De N123 tussen snelweg en locatie A en B wordt hoofdzakelijk (voor meer dan 50%) gebruikt door dit verkeer. De maatgevende bijdrage van plan A is 0,8 µg/m3 en van plan B 0,6 µg/m3 (hoogste bijdrage van PM10 en NO2) bij respectievelijk de ontsluitingswegen A en B.

De situatie voldoet aan de randvoorwaarden van de anticumulatiebepaling. Beide projecten zijn in de NSL-periode vastgesteld, ze liggen in elkaars nabijheid en maken gebruik van dezelfde ontsluitingsinfrastructuur. Ze dragen elk afzonderlijk meer dan 0,1 µg/m3 bij aan de concentratie NO2 en/of PM10.

Voor het bepalen van het cumulatieve effect van beide projecten, is het maatgevende punt voor de bijdrage van de beide projecten samen relevant. Waarschijnlijk ligt dit punt bij de N123. Als de bijdrage op dat punt groter is dan 3% van de grenswaarde (1,2 µg/m3), dan worden de projecten gezamenlijk als IBM-project beschouwd.

Het is verstandig cumulatie zo vroeg mogelijk mee te nemen. Dan is er namelijk de meeste ruimte om eventuele maatregelen te nemen om de effecten te reduceren. De mogelijkheden worden beperkt als één van beide projecten al is gerealiseerd.