Shapefile bewerken

De monitoringstool exporteert shapefiles. De shapefiles kunt u inlezen in een GIS-programma. Met een GIS-programma kunt u de gegevens in de shapefiles gemakkelijk zichtbaar maken en bewerken. U kunt de shapefiles daarna weer importeren in de monitoringstool en rekentool.

Een GIS-programma

Voor het inlezen en bewerken van een shapefile heeft u een GIS-programma nodig. Zoals ArcGIS (licentie) of QGIS (open source). GIS staat voor geografisch informatie systeem.

GIS minder foutgevoelig

Met GIS is het bewerken en controleren van de gegevens veel makkelijker en minder foutgevoelig dan met csv-bestanden. Daarom raden wij u aan shapefiles te gebruiken.

Kennis en ervaring nodig

Voor het werken met een GIS-programma heeft u wel kennis en ervaring nodig. Elk GIS-programma werkt net weer even anders. Vraag een collega hoe u sommige zaken moet aanpakken. Of gebruik de handleiding van uw GIS-programma.

Werk netjes

Een GIS-programma kan niet controleren of u de juiste gegevens invult. Wel staat er vaak wat voor type gegeven u moet invullen. Bijvoorbeeld getallen of tekst. U moet daarom goed opletten bij het aanpassen van de gegevens in de shapefiles. Bedenk steeds goed welke waarde in een kolom mag of moet staan. In de spreadsheet bestandsindeling van de monitoringstool en rekentool staat per bestand waar de gegevens aan moeten voldoen.

Eigen kolommen verwijderen

Het is soms handig om tijdens het bewerken van de bestanden eigen kolommen toe te voegen. Die moet u wel verwijderen voordat u de bestanden importeert in de monitoringstool of rekentool.

Let op: Gebruik in de gegevens nooit een puntkomma (;). Ook niet in de teksten. De puntkomma is namelijk het verplichte scheidingsteken in het csv-bestand. Zet u toch een puntkomma in de gegevens? Dan wordt het bestand onleesbaar voor de monitoringstool en rekentool.

Aanpassen van gegevens in de shapefile

U kunt in een GIS-programma alle gegevens eenvoudig wijzigen en kopiëren. Dit geldt ook voor de geometrie. In GIS zitten hiervoor allerlei functies en tools. Ook zijn er verschillende plug-ins.

Visualiseren en controleren

Het visualiseren helpt enorm bij het controleren van de gegevens. U kunt objecten bijvoorbeeld een kleur geven voor een bepaald gegeven.

Overdrachtslijnen tonen

Het is mogelijk om de koppelingen tussen wegen en rekenpunten als overdrachtslijnen te tonen. Net zoals de kaart van de monitoringstool dat doet.

Ruimtelijke koppelingen maken

U kunt in GIS simpel ruimtelijke koppelingen maken met uw brondata. Zo kunt u bijvoorbeeld verkeersgegevens overnemen uit het verkeersmodel.

De geometrie bewerken

Een GIS-programma is vooral bedoeld om geometrieën te bewerken. Wegvakken en rekenpunten kunt u dan ook precies op de goede plaats leggen. Hierbij kunt u ook andere bestanden gebruiken. Zoals een ondergrond of de BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen).

Dit zijn maar een paar van de mogelijkheden die een GIS-programma biedt.

Fouten in de geometrie

Door het bewerken van de shapefiles in GIS, ontstaan er wel makkelijk fouten in de geometrie. De monitoringstool en rekentool herkennen die fouten niet goed. Daarom geven shapefiles met fouten in de geometrie vaak veel en onduidelijke foutmeldingen bij het importeren. Vaak 'doet' de tool het helemaal niet.

Alleen enkelvoudige geometrie

De monitoringstool en de rekentool kunnen niet omgaan met multi-geometrieën. U moet er bij het importeren daarom voor zorgen dat de geometrie in de shapefile altijd enkelvoudig is. Zoals point, linestring of polygon.

3D of measure in de geometrie

Een geometrie kan een hoogte hebben: de Z-coördinaat. Meestal gaat het dan over een 3D-geometrie. Ook kan er extra informatie in de geometrie zitten: de measure of meetwaarde (M-waarde). De Z-coördinaat en de M-waarde mogen niet in de geometrie zitten als u de bestanden wilt importeren in de monitoringstool of rekentool.

Export uit andere programma's

Er zijn programma`s die kant-en-klare shapefiles voor de monitoringstool kunnen maken. Voorbeelden zijn GeoMilieu of OmniTrans. De shapes uit deze programma's kunt u vaak wel direct gebruiken in de rekentool. Maar niet in de monitoringstool. Daar zit namelijk al informatie in waarmee u rekening moet houden.

Gebruik in monitoringstool

Tijdens het importeren verbindt de monitoringstool de bestaande en de nieuwe gegevens. De tool gebruikt hiervoor de geometrie en de id. Importeert u de shape uit een programma direct in de monitoringstool? Dan kan het zijn dat er veel dubbele gegevens in komen. De monitoringstool ziet namelijk niet of objecten hetzelfde zijn.

Kolomnamen in de shapefiles

Let erop dat u de kolomnamen in shapefiles niet wijzigt. De monitoringstool en rekentool hebben deze kolomnamen namelijk nodig om de data te verwerken.

De shapefile

De shapefile bestaat altijd uit minstens 3 bestanden. Ze hebben alle 3 dezelfde naam. Maar wel een andere extensie. De 3 verplichte extensies zijn:

  • .shp-bestand met de ligging van de objecten
  • .shx-bestand met de index van elk object
  • .dbf-bestand met de attributen (gegevens) van de objecten

Extensie .prj

De monitoringstool exporteert standaard ook een bestand met de extensie .prj. Door dit bestand kunnen GIS-programma's de juiste projectie kiezen. De monitoringstool gebruikt altijd de Amersfoortse coördinaten. Het .prj-bestand hoeft (en kunt) u daarom niet in de monitoringstool importeren.

.dbf-bestand

Het .dbf-bestand kunt u ook openen met een spreadsheetprogramma. Zoals Excel. Gebruik het bestand alleen voor het bekijken van de gegevens. Want wijzigt u iets in het .dbf-bestand? Dan wordt de hele shapefile onleesbaar.