Toevoegen overdrachtslijnen

In de standaard rekenmethode 1 (SRM1) is een rekenpunt altijd gekoppeld aan een weg. De kaart van de monitoringstool toont de koppeling als een verbindingslijn: de overdrachtslijn. Op deze pagina leest u hoe u een koppeling maakt en waar u op moet letten.

Inhoud pagina

De overdrachtslijn

De overdrachtslijn zelf bestaat niet in de monitoringstool. Het is een koppeling tussen het 'segment_id' van het wegvak. En de 'receptorid' van het rekenpunt. De combinatie segment_id - receptorid moet uniek zijn. Er mogen geen 2 dezelfde koppelingen zijn.

De SRM1-berekening heeft deze koppeling nodig. Zonder koppeling is voor het rekenpunt geen SRM1-berekening mogelijk.

De kaart toont de koppelingen als overdrachtslijnen

De kaart van de monitoringstool berekent de geometrie. En laat de overdrachtslijn zien als virtuele lijn tussen de weg en het rekenpunt. Hiermee kunt u de koppelingen beter controleren en fouten gemakkelijk opsporen.

Geometrie van de overdrachtslijn

In het rekenpuntbestand vindt u de koppeling van het segment_id en de receptorid. De geometrie van de overdrachtslijn staat niet in de bestanden. U kunt de geometrie wel zelf berekenen in een GIS-pakket.

Toevoegen van overdrachtslijnen

Een overdrachtslijn maakt u door een koppeling te leggen tussen een rekenpunt en een wegvak. In het rekenpuntbestand vult u het segment_id van het wegvak in bij het rekenpunt dat u wilt koppelen. Wilt u meer dan 1 wegvak aan een rekenpunt koppelen? Dan maakt u eerst een kopie van de regel van het rekenpunt. Daarna vult u in beide regels een verschillend segment_id in. En als het nodig is, past u de gegevens voor de overdrachtslijnen aan.

Het maken van de koppeling gaat hetzelfde voor de shapefiles, csv-bestanden en in de kaart.

Verwijderen van overdrachtslijnen

Dat doet u door de koppeling tussen het wegvak en het rekenpunt te verwijderen. Hiervoor verwijdert u in het rekenpuntbestand het segment_id bij het rekenpunt waarvan u de overdrachtslijn wilt verwijderen. Als er 2 wegvakken gekoppeld zijn aan het rekenpunt, verwijdert u 1 van de 2 regels. In de regel die overblijft, verwijdert u het segment_id.

Het verwijderen van de koppeling gaat hetzelfde voor de shapefiles, csv-bestanden en in de kaart.

Rekenpunt koppelen aan 1 wegvak

Voordat u een rekenpunt kunt koppelen aan een wegvak, moet u eerst het wegvak én het rekenpunt toevoegen.

Koppeling maken in de bestanden

In de bestanden maakt u de koppeling in het rekenpuntbestand. U zoekt in het wegvakkenbestand het segment_id van het wegvak op. Dit id voert u in bij het rekenpunt dat u aan het wegvak wilt koppelen. Als er al een segment_id staat, dan is het rekenpunt al gekoppeld. Als het id een ander nummer is, dan is het rekenpunt gekoppeld aan een ander wegvak. Controleer die koppeling goed voordat u het nieuwe segment_id  invoert.

Koppeling maken in de kaart

U kunt ook een koppeling maken in de kaart van de monitoringstool. Daarvoor zet u eerst het 'tekenen van de overdrachtslijnen' aan in de legenda. U ziet de overdrachtslijnen alleen in de 3 hoogste zoomniveaus.

Afbeelding van overdrachtslijnen

In de kaart zoekt u het rekenpunt en het wegvak op dat u wilt koppelen. Dat doet u door een overdrachtslijn toe te voegen. Is er al een overdrachtslijn tussen het rekenpunt en het wegvak? Dan zijn ze gekoppeld. In de kaart kunt u ook zien of het rekenpunt aan een andere weg gekoppeld is. En welke weg dat dan is.

Rekenpunt koppelen aan twee wegvakken

1 rekenpunt kunt u aan meerdere wegvakken koppelen. Maar wel altijd op dezelfde weg. U mag een rekenpunt op een hoek van 2 wegen dus niet koppelen aan die 2 wegvakken. Dit staat in het rekenvoorschrift van SRM1.

Een weg met gescheiden rijbanen en een middenberm, ziet er in de monitoringstool uit 2 wegvakken naast elkaar. Een rekenpunt langs deze weg moet u koppelen aan beide wegvakken.

Koppeling maken in de bestanden

U begint met het wegvak dat het dichtst bij het rekenpunt ligt. De koppeling maakt u door het segment_id in het rekenpuntbestand in te vullen.

Daarna maakt u in een csv-bestand een kopie van de hele regel van het rekenpunt. In die nieuwe regel vult u het segment_id van het tweede wegvak in. Hierdoor koppelt u het tweede wegvak.

In een shapefile maakt u een kopie van het rekenpunt. Er komen dus twee rekenpunten met hetzelfde receptorid boven op elkaar te liggen. Tot slot vult u het segment_id in bij dit nieuwe rekenpunt.

Koppeling maken in de kaart

In de kaart van de monitoringstool hoeft u geen extra regel te maken. Dit doet de monitoringstool zelf. U begint met het maken van een overdrachtslijn met het wegvak dat het dichtst bij het rekenpunt ligt. Daarna koppelt u het andere wegvak op dezelfde manier.

Afstand tussen rekenpunt en wegvak

De monitoringstool en de rekentool berekenen zelf de afstand tussen het rekenpunt en het wegvak. In de rekenvoorschriften staat dat deze afstand minimaal 3,5 meter is en maximaal 60 meter.

Valt de afstand buiten deze grenzen? De monitoringstool en de rekentool passen de afstand dan automatisch aan. De plek van het rekenpunt blijft wel hetzelfde.

Veelgemaakte fouten

Fouten in de koppeling tussen wegvak en rekenpunt kunt u opsporen in de kaart van de monitoringstool. U zet de overdrachtslijnen aan en ziet of die er logisch uitzien.

Rekenpunt gekoppeld aan te veel wegvakken

Een rekenpunt kunt u aan meerdere wegvakken koppelen. In het rekenvoorschrift van SRM1 staat voor dat dit wel altijd dezelfde weg moet zijn. Dit betekent dat een rekenpunt normaal aan 1 of 2 verschillende  segment_id's is gekoppeld. Is een rekenpunt aan meer dan 2 wegvakken gekoppeld? Dan moet u goed controleren of dit wel de bedoeling is. Bij een parallelweg langs een weg met gescheiden rijbanen, zou het kunnen. Maar meestal gaat het om een fout.

Rekenpunt meerdere keren gekoppeld aan hetzelfde wegvak

Als u in de bestanden een kopie van de regel maakt, let dan op dat u niet op beide regels dezelfde segment_id invult. Want dan is het rekenpunt 2 keer gekoppeld aan hetzelfde wegvak. Uw GIS-pakket of spreadsheet kan hier niet uit zichzelf op controleren.

In de kaart kunt u deze fout niet maken.

Foutmelding

De monitoringstool en rekentool geven een foutmelding als u de bestanden importeert. In de melding staat dat de combinatie tussen rekenpunt en wegvak niet uniek is.

Het rekenpunt is niet gekoppeld

De monitoringstool kan niet zien of een rekenpunt aan een wegvak gekoppeld hoort te zijn. Kijk daarom of de rekenpunten langs SRM1-wegvakken allemaal aan dat wegvak gekoppeld zijn.

In de kaart kunt u dit goed controleren. U zet de overdrachtslijnen, de rekenpunten en de wegvakken aan in de legenda. Voor de wegvakken kiest u in het dropdownmenu voor wegtypering. De wegen die in de monitoringstool staan, krijgen een kleur naar wegtype. Om het gemakkelijk te maken, kunt u alleen het wegtype SRM1 tonen. Dit doet u door de vinkjes bij de ander types uit te schakelen.

Rekenpunt gekoppeld aan 1 rijbaan

Een lastiger fout om te ontdekken, is als een rekenpunt maar aan 1 van de wegvakken is gekoppeld van een weg met gescheiden rijbanen. In een GIS-pakket kunt u selecties maken van alle rekenpunten langs de wegen met gescheiden rijbanen. Deze rekenpunten moeten dubbel voorkomen en gekoppeld zijn aan beide wegvakken.

In de kaart kunt u dit ook controleren. Soms is het niet zo goed te zien als de overdrachtslijnen precies op elkaar liggen.

Scheef koppelen

Het komt voor dat een rekenpunt gekoppeld is aan een wegvak waar het rekenpunt niet direct langs ligt. De kaart laat dan de overdrachtslijn zien tussen het rekenpunt en het eindpunt van het wegvak. Meestal is de overdrachtslijn ook helemaal scheef getekend. Dit is niet goed. Want een rekenpunt moet altijd gekoppeld zijn aan het wegvak dat het dichtste bij het rekenpunt ligt. De overdrachtslijn moet dus een rechte lijn zijn van rekenpunt naar wegvak.

Geen foutmelding

De monitoringstool en de rekentool kunnen deze fout niet herkennen. Het importeren geeft daarom ook geen foutmelding. Maar het rekenpunt is niet goed gekoppeld. En dat is volgens de rekenvoorschriften van SRM1 niet toegestaan.

Voorbeeld in de figuur

De figuur laat een scheef gekoppeld rekenpunt zien. De overdrachtslijnen van de rekenpunten 1 en 2 lopen haaks naar wegvak A. De overdrachtslijn van rekenpunt 4 loopt haaks naar wegvak B. De overdrachtslijn van rekenpunt 3 loopt helemaal scheef, bijna parallel aan het wegvak, naar het eindpunt van wegvak A. In de figuur hebben we deze lijn voor de herkenbaarheid rood gekleurd. De kaart laat de overdrachtslijn zien in de normale kleur.