Optellen van vermogens

Een stookinstallatie is gedefinieerd als een technische eenheid. Er is alleen sprake van een technische eenheid als de installaties staan opgesteld in een stookruimte. Dit betekent dat de vermogens van meerdere kleine ketelinstallaties in een stookruimte opgeteld moeten worden.

Het uitgangspunt voor de keuringsplicht van meerdere kleine stooktoestellen is:

  • ze staan opgesteld in één stookruimte, én
  • ze verstoken dezelfde brandstof, én
  • ze hebben een individueel nominaal thermisch ingangsvermogen van minimaal 20 kW, én
  • ze hebben een gezamenlijk nominaal thermisch ingangsvermogen groter dan 100 kW

Voor de sommatie van nominale thermische ingangsvermogens is het niet van belang of de installatie wel of niet in cascade is opgesteld. De uitgangspunten voor de keuringsplicht is ook verwerkt in een beslisboom.

De emissie eisen gelden wel voor individuele ketels (< 1 MWth).

Het nominaal thermisch ingangsvermogen is terug te vinden op het typeplaatje van de installatie.

Stookruimte

Een stookruimte is een ruimte die is ingericht voor de opstelling van stookinstallaties. Dit betekent dat bijvoorbeeld heaters in een bedrijfshal geen keuringsplicht hebben, mits zij per heater een lager nominaal thermisch ingangsvermogen hebben van 100 kW. Een bedrijfshal is namelijk geen stookruimte. De stookruimte moet voldoen aan het bouwbesluit artikel 7.8 en 7.9.

NEN 3028

Het begrip stookruimte in de beslisboom volgt uit NEN 3028. Deze norm stelt dat er pas sprake is van een stookruimtes als de totale nominale belasting op bovenwaarde van de aanwezige verbrandingstoestellen groter is dan 130 kW. Omgerekend komt dat neer op een nominaal thermisch ingangsvermogen van 120 kW.

Als de som van de nominaal thermisch ingangsvermogens van meerdere toestellen tussen de 100 en 120 kW ligt, is een stookruimte niet verplicht. Hierdoor hoeven de toestellen niet altijd gekeurd te worden.